4 Fragment van de plattegrond van Leeuwarden uit 1664 met de Bagijnestraat (5), waaraan de Wes- terkerk (E) en de Latijnse school (V). Het is onduidelijk waar Johannes Bodendijk precies gewoond heeft, maar aangezien hij overburen had en de leerlingen 'om de Latijnse school te frequenteren voorbij sijn huys moeten gae/i,' woonde hij vermoedelijk op de westelijke hoek van de Bagijnestraat en de Bollemanssteeg (die naast de Latijnse school loopt) Hendrik Casimir II en regentes voor haar zoon Johan Willem Friso. De harde hand kon hem ook al niet ontzag inboezemen. Zo bruuskeerde hij eens zijn buurman, advo caat en burgerhopman J.R. Kutsch: 'Du clr. Cutsch, du biste hopman, du staetste hier, du, hest-stu regt op mij, tast mij an. Krieg ick dij eens onder mijn klauwen, ick sal dij bruyen.Toen Kutsch uiteinde lijk dreigde dat hij hem de eerstvolgende keer 'op de Waeg soude doen halen,' wan neer hij de wacht had en Bodendijk zich dan nóg eens zo zou aanstellen, kreeg de hopman te horen: 'Ick schijt wat in dij en in al dijn adelborsen. Al waer sij alle met messen omhangen, soo wil ick nog komen en verrassende de gehele wacht.' Vervol gens was Bodendijk naarbinnen gegaan, had 'een deegen van solder gehaelt, desel- ve uytgetrocken en een weynig geslepen; en hadde hij, vermits dr. Cutsch in huys getreden was, tegen sijn vrou gesegt': 'Die duyvelse dr. Cutsch, ick sal hem hijpe dat hem de duyvel haelt. Hoeren Nog zwaarder hadden de vrouwen het in de buurt te verduren. Over de vrouw van de bode op Emden schreeuwde hij iedereen die het maar horen wilde luid keels toe: 'Die Embder bode-hoer heeft haer menigmael laten nayen van dr. De Jongh en ik heb selffs eens gesien, dat hij de broeck opbond en eens dat hij van haer aff quam.' De dochter van een andere buurvrouw was door Bodendijk ook meer malen 'uitgescholden voor een hoer en alles wat hem vorders in de mond quam.' Zijn overbuurvrouw, de 56-jarige hospita Frouckjen Michels, 'wesende een weduw van een eerbaer en onbesproocken leven en wandel,' riep hij altijd aan als 'Du hoer Frouck'. Toen ze eens op een mooie zomerdag 'over haer onderdeur lagh,' had hij haar van boven toegeschreeuwd dat ze 'haer meer als duysentmael van de olde maeckelaer [Goedenbergh] hadde laten neucken, ja meer als sij (met eerbaerheit geschreven) hairen aen haer kut had.' Portret van graaf Gustaf Carlson (1649-1708). Deze bastaardzoon van de Zweedse koning Carl X Gustaf maakte carrière in het Staatse leger. In 1685 huwde hij Isabella Susanna barones thoe Schwartzenberg en Hohenlans- berg (1639-1723), met wie hij op Groot Ter- horne te Beetgum woonde. Hij zou het eerste kind van Johannes Bodendijk bij diens vrouw verwekt hebben Graef Caerlzon Zelfs zijn eigen 'huysvrou' zat volgens Bodendijk in de prostitutie: 'Ja dat sijn vrou een hoer was en dat de graef Caer lzon haer eerste kint had gemaekt.' Hij maakte haar ook uit voor 'beest, duyvel en votse,' terwijl zij hem eens vertwij feld toegegild moet hebben: 'Du schelm, suystu mij soo slaen.' De buren verdach ten Bodendijk ervan dat hij zijn vrouw mishandelde en volgens haar eigen zeg gen had hij haar 'eens sodanig feytelijk geattaqueert en gestoten, dat sij op haer kleyn kint geraekte te vallen, in voegen sij tot bekominge van hulp verscheyden malen 'moort' hadde geropen.' Er viel kortom niet langer met die man te leven en daarom had ze bij het Hof van Fries land een verzoek tot scheiding 'van tafel en bed' ingediend, ook al omdat door z'n drankzucht 'haer huysgesin geruyïeneerd wierd.' Aan de andere kant nam zij het ook voor haar man op door te stellen dat 'de buyren tot de twist met haer man gro te reden gaven.'

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2002 | | pagina 6