14
Het Groot Schavernek ter hoogte van de Molensteeg (links net niet zichtbaar) met in het midden de
voormalige Paardebrug, circa 1846. Op de achtergrond rechts bebouwing aan het Zaailand
werd uitgebreid in 1668. Een jaar later
verzochten de Staten van Friesland aan
de gemeente zoveel 'corps de guardes' te
mogen bouwen als er hier compagnieën in
garnizoen lagen. In die tijd waren solda
ten, zoals we hierboven zagen, niet gehuis
vest in kazernes, maar zij woonden her en
der verspreid, vaak in achterbuurten tegen
een weekgeld bij arme mensen, voor zover
ze niet getrouwd waren en zelf een huis
houding hadden.
In 1675 stelde Hendrik Casimir II aan
de Gedeputeerden voor om op kosten van
het rijk een gebouw aan te kopen en in te
richten tot Corps de garde voor ruiters.
Hiertoe werd een groot huis aangekocht in
de Grote Kerkstraat, dat tot in de negen
tiende eeuw nog gebruikt werd als stede
lijk militair ziekenhuis. Toen dit gebouw
na enige jaren te klein werd, kwam er in
1688 nog een groot gebouw als hoofdwacht
bij tegenover het stadhouderlijk hof, nu
politie-bureau binnenstad.
Als breister de kost verdienen
Op 20 november 1791 werd 's avonds in de
hervormde Jacobijnerkerk door dominee
Brink het huwelijk bevestigd tussen Har-
manus Happekotte en Johanna Gerrijts
(Gerrits). Van Harmanus weten we de juiste
De Hoofdwacht ?net soldaten, 1790
(Tekening J. Bulthuis)
geboortedatum niet, maar wel het jaar 1767.
Johanna is geboren in 1770 als dochter van
eerder genoemde Gerrit Sikkes en Petro-
nella Sjoerds Pettinga. Harmanus behoorde
tot het katholieke geloof en kreeg dispensa
tie om in de hervormde kerk met een her
vormd meisje te trouwen. Deze dispensatie
werd misschien wel verleend omdat op het
moment van de kerkelijke huwelijksbevesti
ging er reeds een zoontje was, Hermanus.
De tweede zoon Gerard(us) werd gedoopt op
22 november 1792, waarbij Harmanus' zus
ter Geertrudis als peettante optrad. In 1795
werd een derde zoon, Pieter, geboren.
Het gezin woonde in de Molensteeg,
genoemd naar de molen die aan het bol
werk, op de hoek van het Schavernek
en het Ruiterskwartier heeft gestaan.
Omstreeks 1610 werd over het terrein van
die molen de Molenaarssteeg aangelegd,
die ook andere benamingen heeft gekend,
zoals 'de nieuwe steeg van 't Schaverneck
over de meulenerscamp' of 'gardenierstuin
tot in de Heer Haniasteyge'.
Harmanus overleed op jonge leeftijd op
19 juni 1798, een maand voor de geboorte
van Johannes Coenraad. Hij werd begra
ven op het Oldehoofsterkerkhof, de oudste
en belangrijkste Leeuwarder begraafplaats
met in die tijd ongeveer 4700 graven. De
weduwe Johanna hertrouwde met Johann
Georg Trossel, uit welk huwelijk nog eens
vijf jongens en een meisjes werden geboren.
Voeg daarbij nog eens de zeven kinderen
van Trossel en drie van Johanna en je kunt
je voorstellen hoeveel monden er te voeden
waren. Als aanvulling op het karige loon
van Trossel moest Johanna de kost ver
dienen als breister. Ze overleed tijdens een
malaria-epidemie in 1826.
We zagen dat de weduwe van Harmanus
al snel na diens dood hertrouwde. Dit was in
die tijd zeer gebruikelijk, vooral uit econo
misch oogpunt. De zorg voor de kinderen kon
moeilijk worden bekostigd uit het schamele
inkomen dat Johanna als breister verwierf.
Waarschijnlijk kreeg ze vanuit de ar
menkas van Leeuwarden een kleine uitke
ring, want vanaf 1691 kreeg de stad Leeu
warden van de Staten van Friesland een
jaarlijkse subsidie voor het onderhoud van
'militaire armen en hun weduwen en wezen'.
Tot het begin van de twintigste eeuw hep
in onze tak, de afstammelingen van Harma
nus, de armoede als een rode draad door de
levens van de gezinnen. De mannen had
den beroepen als grofsmid, sjouwer en apo
thekersknecht. Krapte was ook voor zowel
grootvader als overgrootvader de reden om
dienst te nemen bij het KNIL in Neder-
lands-Indië. Pas later werden de omstan
digheden beter. Er waren ook fortuinlijker
nakomelingen, zoals gemeentebode Casper;
de latere oprichter van de Friesche Glas-
handel Pieter Nicolaas; Evert, de bloemist
van de Nieuwestad en Jaap, de kweker van
de Groningerstraatweg.
Waren er in Leeuwarden tussen 1790
en 1930 ruim 50 naamdragers Habekotté
in al zijn varianten, thans tellen we er, bij
mijn weten nog slechts vijf.