5
Jurjen Dreeuws
Volgens Ype Schaaf, aan wiens boek Laar
zen op de Lange Pijp ik een groot deel van
deze informatie ontleen, heeft Dreeuws nog
geprobeerd een jonge, ongetrouwde agent
voor het karwei te strikken, maar toen
hij die niet te pakken kon krijgen bracht
hij zelf Houwing naar een KP-adres in de
Roekstraat. Daarna bracht hij zijn gezin
van zijn woning naast het politiebureau
naar een veilig adres aan de Voorstreek
en dook zelf elders onder. Niet voor lang,
want hij werd zelf al midden november
1944 tijdens een razzia gearresteerd in een
huis aan de Harlingerstraatweg. Na twee
weken van verhoor en marteling werd hij
bij de overval-actie op het Huis van Bewa
ring samen met vijftig anderen bevrijd.
Dreeuws is nadien niet meer opgepakt.
Na de bevrijding keerde hij terug in zijn
rang en functie bij de Leeuwarder politie;
kort daarna werd hij bevorderd en overge
plaatst, eerst naar Alkmaar en later naar
Leiden, als commissaris.
In tegenstelling tot Houwing, die na de
oorlog overigens commissaris werd van de
Leeuwarder politie, bleef Dreeuws gedu
rende de bezetting dus aan als politieman.
Als geschiedschrijver met een koninklijke
opdracht heeft De Jong zich uiteraard
uitgebreid bezig moeten houden met de
rol van de Nederlandse politie tijdens de
bezetting. Vooral waar het de rol van het
politie-apparaat bij de jodenvervolging
betreft, is zijn algemene oordeel zonder
meer negatief. Enkele korpsen en indivi
duele functionarissen daargelaten, ver
vulde de politie, ondanks alle tegenzin, de
opgedragen taken, ook als die het ophalen
en escorteren betroffen van joden, die hun
deportatie-orders hadden ontvangen.
Hoe zat dat in Leeuwarden? Pieter Wij-
benga, zelf verzetsman en later journalist
bij het Friesch Dagblad, concludeert in
het derde deel van zijn geschiedenis van
de bezettingstijd in Friesland met onver
holen trots over Dreeuws en enkele van
zijn Leeuwarder collega's, die eveneens
een glanzende na-oorlogse carrière maak
ten, dat: 'Leeuwarden voorwaar geen
slechte score kende'. Waarmee hij bedoelt
dat de houding van de politie in Leeuwar
den voorbeeldig was, zo voorbeeldig dat
Leeuwarder politiefunctionarissen na
de bevrijding elders in den lande, waar
dat kennelijk minder het geval was, de
opengevallen, gezuiverde plaatsen moch
ten opvullen.
Dat is een mooie conclusie. Die echter
schril afsteekt bij een andere conclusie die
diezelfde Wijbenga in het eerste deel van
zijn driedelige geschiedenis trekt. Daarin
behandelt hij onder meer de rol van Leeu
warder politie bij de jodenvervolging. Ik
citeer Wijbenga opnieuw: 'Voorzover ons
bekend heeft geen Leeuwarder politieman
geweigerd hand- en spandiensten te ver
richten voor de beul.' Kennelijk was Wij
benga bij het schrijven van het derde deel
zijn conlusies uit het eerste deel alweer
vergeten. Overigens is ene Joop Willemse
aan Wijbenga's aandacht ontsnapt. Die
nam in het voorjaar van 1943 ontslag als
agent bij het Leeuwarder politiekorps,
omdat hij uitvoering van de opgelegde
taken niet langer met zijn geweten kon
verenigen. Hij dook onder, trad toe tot
het verzet en nam als KP-lid deel aan de
gevangeniskraak.
Een filmpje van tandarts Rodenburg
Tot een algemene conclusie komen over
de rol van de politie bij de jodenvervolging
is één ding, harde bewijzen leveren voor
concrete gevallen een ander. Documenten
die als bewijs zouden kunnen dienen zijn
verdwenen, dienstroosters zijn ofwel ver
nietigd of missen nu juist die pagina's, die
mogelijk concrete aanwijzingen bevatten.
Ik noemde Ype Schaaf al eerder. In het
slothoofdstuk van Laarzen op de Lange
Pijp schrijft hij: 'Kort na de bevrijding
verschenen bij tandarts Rodenburg aan
de Troelstraweg een paar angstige recher
cheurs, die een filmpje wilden hebben dat
Rodenburg stiekem had gemaakt van het
vertrek van zijn joodse buren naar Wes-
terbork. Rodenburg had nog tijdens de
oorlog aan goede vrienden over de opname
verteld. Op het filmpje stonden Leeuwar
der politiemensen die joden ophaalden.
Daarom kon het maar beter verdwijnen.
De tandarts hield zich echter van de
domme en gaf een ander filmrolletje mee.
Helaas is het filmpje later 'zoekgeraakt'.
Zo'n tien jaar geleden dook in Amsterdam
een filmblik op. Het bevatte filmfrag
menten, geschoten door de voormalige
bewoner van een pand op de hoek van de
Troelstraweg en de Spanjaardslaan, tand
arts Rodenburg. Verwoed amateurfilmer
maakte hij met zijn 8mm-camera gedu
rende de bezetting vanachter de ramen
van zijn bovenhuis opnamen van wat zich
op en aan de Spanjaardslaan en de Troel
straweg afspeelde. Het filmmateriaal is
door de familie Rodenburg overgedragen
aan het Leeuwarder Verzetsmuseum, dat
ook de rechten bezit.
Eén van de fragmenten, door Rodenburg
opgenomen in september 1942, toont het
ophalen van de joodse familie De Jong, die
woonde aan de Spanjaardslaan en die kort
tevoren voor deportatie was opgeroepen.
Ze kwamen om in Auschwitz, vermoedelijk
al in november van hetzelfde jaar. Op de
beelden zijn geen Duitsers te zien. De eni
ge geüniformeerde figuur is een Leeuwar
der politie-agent, die overigens niet nader
viel te identificeren. Rodenburg, gecon
fronteerd met het terugvinden van zijn
filmrolletjes, maar toen al hoogbejaard en
met een haperend geheugen, maakte nog
wel een toelichtende opmerking bij het
fragment. Hij zei dat er bij het ophalen en
escorteren van de familie de Jong sprake
was geweest van twee politie-functiona-
rissen: de genoemde agent in uniform en