7 Daartussen bevonden zich de acht dwars straten, waarvan drie voor verkeer toe gankelijk: de eerste, derde en achtste. De overige straatjes waren vrij smalle loop straten. Het voordeel van de laatste was de grotere voortuin. In mijn herinnering waren de verkeersstraten vrij breed, maar in werkelijkheid was onze eigen straat op sommige plaatsen zelfs te smal om er aan beide zijden te kunnen bouwen en telde daarom alleen het even nummer 2, zoals de Ypeijstraat slechts een drietal oneven nummers kende. De meeste vriendjes woonden in de dwarsstraten in kleine woningen, waarvan ik me de indeling nog meen te herinneren: een lange gang naar de keuken en een woonkamer. Achter het huis hadden de meeste bewoners zelf een hok getimmerd. Het viel me op dat er soms maar één slaapkamer was of hooguit twee en dat op zolder ook werd geslapen. Ver der ontbrak de w.c., maar was er op 'de plaats' een hokje met de ton. Er was trou wens een groot verschil van woningtypen tussen de dwarsstraten en de hoofdstra ten, maar al met al leek het er op dat bij de bouwers het doel gericht was op zoveel mogelijk woningen op zo weinig mogelijk oppervlakte. Buitenstaanders vonden het eigenlijk erg vreemd dat er wel acht dwarsstraten waren met de naam Vege- lin. Onlangs vernam ik dat dit het groot ste aantal landelijk was. Achter de Hoven lag eigenlijk buiten mijn speelgebied, maar werd gemarkeerd door drie imposante bouwwerken: de boerderij van De Jong, Fribourg en Mariënburg. Fribourg was aanvankelijk een hofje voor arme mensen en werd afgebroken toen ik tien jaar was (1951). Daarna bleef het voorhuis nog een tijd bestaan, verloederde steeds verder en werd helaas afgebroken. Mariënburg was oorspronkelijk een villa, maar in mijn jeugd al ruim twintig jaar in gebruik door de hervormde kweekschool. Toen ik zelf deze school bezocht was de villa vervangen door de nieuwbouw van 1952. Tussen Achter de Hoven en de Vegelinstraat bevonden zich twee oude buurtjes uit de negentiende eeuw: de Hen- driksbuurt en de Mariabuurt. Ik ben daar wel binnen geweest bij klasgenootjes en herinner me dat het hier binnen nog klei ner was dan in de Vegelindwarsstraten. De armoe was hier ook groter, wat jam mer genoeg soms tot uitdrukking kwam in de kleding van mijn klasgenootjes. De buurten bleven bestaan tot de zestiger jaren van de vorige eeuw. Aan Achter de Hoven lagen veel kwe kerijen, waar we 's zomers een paar dub beltjes verdienden met het plukken van kruisbessen en rode bessen. In de boom gaarden aan beide zijden van de Potmarge was het overigens ook goed hofkezingen. Alle vaders hadden werk Hoewel we op school het verschil leerden tussen de woorden werkloos en werkeloos, kon ik me niets voorstellen bij het idee geen werk te hebben. De vaders van mijn vriendjes en alle overige buurtbewoners hadden volgens mij werk. In de jaren vijf tig telde de buurt veel (geschoolde) arbei ders van industrieën uit de omgeving: de Leijmpf, de Condensfabriek, Koopmans Meelfabrieken, de LMI, de Blikfabriek en de 'Knoopkefabriek', waarvan de Duitse werkmeester Wachter in een 'villa' op het fabrieksterrein woonde. Zijn tuin was voor ons verboden, geheimzinnig en aan trekkelijk tegelijk vanwege de kastanjes en beukennootjes. Daarnaast telde de buurt veel kantoorbedienden, kooplieden, handelsreizigers en personeelsleden van de NS. De kruidenierswinkel van J. Krol in de le Vegelindwarsstraat 6 In de winkeltjes werden de nieuwtjes uitgewisseld Ik heb meen ik in een boekje over de buurt van Schroor (de enige integrale publicatie over de wijk die ik kon vinden) gelezen dat er in 1948 nog zeventien winkels waren in de buurt, waaronder acht kruideniers en twee schoenenzaken. Aan de hand van mijn geheugen maken we een wandeling van west naar oost. Op de hoek van de Vegelinstraat en de Spoorstraat vinden we het winkeltje van installateur De Vries, die zijn magazijn en werkplaats heeft in 'de achtste'. Zijn naam is nog verbonden aan het latere P. de Vries aan de Groentemarkt. Schuin tegenover zijn pakhuis zien we Van der Meulen in kleermakerszit op een tafel, werkend aan een maatkostuum. Op de hoek van 'de achtste' en de Vegelinstraat woont Hilverda in een pand dat welis waar is ingedeeld als winkel, maar niet als zodanig dienst doet. Dat komt pas als in de jaren vijftig melkboer Kuipers zich er vestigt. Iets verder in de achtste woont zelfstandig schilder Douma. Onze kruidenier heet Kool en heeft zijn nering op de hoek van de Spoorstraat en de Ype ijstraat. We hadden in de buurt in ieder geval een Vivo, een Végé, een Centra en een Sperwer. Bij het merendeel van de winkeliers is er een vaste rolverdeling. De vrouw draait de winkel en de man bezorgt boodschappen of vent de waren uit met de bakfiets of de transportfiets met een grote mand voorop. De winkels hebben een sociale functie, omdat ieder een rustig wacht op zijn of haar beurt om geholpen te worden en tijdens dat wach ten worden de nieuwtjes uitgewisseld en contacten gelegd. We komen op de hoek van 'de zesde' met de Vegelinstraat. Daar zien we de winkel en de werkplaats van schoenmaker Kuperus. Twee man per soneel, waarvan de kleine, bultige Theo het meest opvalt. Hier vind ik mijn eer ste baantje. Naast schoenmaker was de eigenaar ook (hulp) prediker en kwam op veel dorpen, waar hij flink wat klandizie opdeed, 's Zondags keerde hij na de preek huiswaarts met de te repareren schoenen en na herstel bracht ik die naar de kar- rieders op het Oldehoofsterkerkhof. Al snel leerde ik precies wie op welke dorpen reed. Wat een heerlijke levendig heid op dit plein.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2004 | | pagina 10