15 Het laatste staankroegje De Poort van Cleef aan het Oldehoofsterkerkhof, dat werd gedreven door Wieger en geheel links Bieneke van Cleef (Foto: Piter Doele moest met bedeling permanent of tijdelijk op de been worden gehouden. Het leven van deze groepen speelde zich af tegen een decor van dreigende armoede en van een voortdurend gebrek. De lonen tendeerden naar het bestaansminimum, terwijl de arbeidsmarkt grillige wisselingen vertoon de. Er hoefde maar weinig te gebeuren of die mensen kwamen in ernstige moeilijk heden. Burenhulp was van levensbelang, ze maakten gebruik van de Bank van Lening, kochten op krediet of stelden het betalen van de huur uit, wanneer geringe inkomsten dit nodig maakten. En uiteindelijk was er nog de armenzorg. Van de losse arbeiders moest in het laatste kwart van de negentiende eeuw bijna de helft een beroep doen op de armenzorg, georganiseerd in de Leeuwar der Stadsarmenkamer. De armoedeproblemen bleven nog wel enige tijd, maar vanaf 1919 kwam de soci ale woningbouw in Leeuwarden in een stroomversnelling. Toch bleef er nog lang een tekort aan betaalbare arbeiderswo ningen bestaan. Plannen om de arbeiders wijken bij de Oldehove geheel te saneren bleven in eerste instantie dan ook liggen. Het probleem was om de bewoners van de goedkope één- en tweekamerwoningen een betaalbaar alternatief aan te bieden. Reeds voor de oorlog was men in de Boter hoek begonnen met de afbraak, het eerst de vochtige en slechte huizen in de ach ter afstraatjes bij de stadswallen. Na de Tweede Wereldoorlog volgde ook de rest. Dit artikel is een bewerking van een toespraak tijdens de reünie van de Boterhoek in It Alje- mint in de Doelestraat, 1 november 2003 De drie kinderen uit het gezin van Jacobus van Cleef (1886-1931) en Martzen Talma (1886- 1949). Van links naar rechts: Anna Elisabeth van Cleef (1912), Wieger van Cleef (1910) en Pieter Johannes van Cleef (1920-1949) (Foto: Collectie Annelies van Cleef) Sint Jobsleen rond 1935

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2004 | | pagina 18