Sophia Hedwig, de vergeten stammoeder
van het huis Oranje-Nassau
7
Jelma Knol In de Jacobijnerkerk in Leeuwarden liggen de stoffelijke resten van Sophia
Hedwig van Brunswijk-Wolfenbuttel, de gemalin van Ernst Casimir, stadhouder
van Friesland (sinds 1620) en Groningen en Drenthe (1625-1632). Ook haar man en
vier van hun kinderen zijn in de grafkelder van de Nassaus bijgezet. Als stammoe
der van het Nederlandse koningshuis wordt Sophia's naam nog wel eens genoemd.
Maar verder is er nauwelijks aandacht voor haar persoon en leven. Zij is een van
de weinige Friese Nassaus die ondanks alle tentoonstellingen en publicaties van de
afgelopen jaren in de 'schaduw' is gebleven. Toch was zij een van de meest vooraan
staande vrouwen van haar tijd, een opmerkelijke persoonlijkheid, die zich staande
hield ondanks de grote tragedies die haar en haar familie troffen.
Op 5 augustus 1620 wordt Ernst Casi
mir in Leeuwarden plechtig geïnstalleerd
als nieuwe stadhouder van Friesland.
De 47-jarige graaf van Nassau-Dietz,
veldmaarschalk van het Staatse leger,
is de opvolger van zijn oudste broer,
Willem-Lodewijk. De zeer gerespec
teerde oude stadhouder is maar zestig
jaar geworden en leeft in de herinnering
van de bevolking voort als Us Heit.
Graaf Ernst en Sophia zijn op dat moment
in de bloei van hun leven. De nieuwe
stadhouder en zijn veel jongere gema
lin (Sophia is in 1592 in Wolfenbuttel
geboren) hebben drie zoontjes, Hendrik
Casimir, Willem Frederik en de baby
Maurits. In november 1620 wordt hun
dochtertje Elizabeth Friso geboren.
Het echtpaar vestigt zich in de ambt
swoning van Willem Lodewijk, het
Stadhouderlijk Hof in Leeuwarden.
Ernst kent Leeuwarden goed. Hij heeft
met zijn jongere broer Lodewijk Günther
jaren bij Willem Lodewijk ingewoond.
Hun vader, Jan de Oude, en Willem
Lodewijk vonden dat de jongere broers
hun opleiding in Duitsland niet serieus
genoeg genomen hebben. Er is te veel
gefeest en geluierd. In Leeuwarden wordt
alsnog een stevig fundament gelegd in
de vakken latijn en geometrie. Vakken
die onontbeerlijk zijn voor hun eigenlijke
beroep: dat van militair.
Als stadhouder is Ernst meestal in de
winter een tijdlang in Friesland voor het
Sophia Hedwig, vrouw van de Friese stadhou
der Ernst Casimir. Hier ongeveer 33 jaar
bijwonen van de landdagen. In de per
soon van Sophia heeft Friesland voor het
eerst een echte 'first lady'. Het huwe
lijk van Willem Lodewijk met Anna van
Oranje heeft immers maar zeven maan
den geduurd en is geëindigd met Anna's
tragische dood. Willem Lodewijk zal nooit
hertrouwen, hoewel zijn familieleden hem
daartoe wel aangespoord hebben. 'Die alte
Affektion war zu gross', is zijn standaard
reactie als ze er weer eens over begin
nen.
Winterse taferelen
De Friezen leren Sophia kennen als een
kloeke, imponerende persoonlijkheid.
In godsdienstig opzicht is ze, evenals
haar echtgenoot, orthodox protestants.
Als ze het woord neemt, doorspekt ze
haar betoog met Latijnse uitdrukkingen.
Ze is van hoge adel, deze hertogendochter
uit het Duitse Braunschweig. Er stroomt
koninklijk bloed door haar aderen: haar
grootvader was koning van Denemarken
en de Engelse koning Jacobus I is haar
oom.
In tegenstelling tot de sober levende
Willem Lodewijk houden Ernst en Sop
hia er een meer vorstelijke levenswijze op
na. Ze resideren in het Nassause Hof te
Arnhem, waar Ernst luitenant-gouver
neur (plaatsvervangend stadhouder) van
Gelderland is. Daar beginnen ze een grote
schilderijenverzameling. De Utrechtse
schilder Paulus Moreelse maakt prach
tige portretten van de familie. De vooruit
zichten van Ernst en Sophia zijn in 1620
meer dan uitstekend. Prins Maurits en
diens jongste halfbroer Frederik Hendrik
zijn beiden niet gehuwd en maken daartoe
ook geen aanstalten. Dus is graaf Ernst
met zijn voorname vrouw en drie zonen de
aangewezen erfgenaam van de bezittingen