Bodders aan de Bleeklaan
24
Kees Siccama Kort na mijn geboorte, op een koude winterdag in december 1940, verhuisde ik
vanuit het Diaconessenhuis naar de woning boven de winkel van Bleeklaan 27.
Hoewel ons gezin in het jaar 1947 verkaste naar de Veestraat staan de indrukken
van personen, bedrijven en gebeurtenissen rond een klein stukje Bleeklaan geëtst
in mijn geheugen. Ik was een peuter/kleuter en alle indrukken waren nieuw en de
tijd leek uitgerekt als een stuk kauwgom.
En kauwgum werd er ook gemaakt.
Op nummer 31! Op de hoek van het
Cambuursterpad 37 was de sigaren
winkel van Hoitsma gevestigd. Als U
wilt weten hoe een buurtwinkel in rook
genot en kaarten voor 'de voetbal' (eerst
Leeuwarden, later Cambuur) er uit dient
te zien, kunt u het origineel als idee
van architectuur nog bewonderen, ech
ter de funktie is opgeheven. Het lijkt een
woonruimte geworden.
Korte metten met een doodzieke hond
Een voorval op het kleine stukje
Cambuursterpad dat doodliep op de
Oostersingel wil ik u niet onthouden.
Momenteel verbindt een brug dit deel
met de Hoeksterstraat, maar in de jaren
waarover ik schrijf hoorde de grond aan de
overkant van het water bij de gasfabriek.
Aan dit stukje straat stonden enkele
eengezinswoningen zoals er ook nu
een paar staan. Maar wat een verschil!
Het was in de afgeslotenheid een buurtje
met a-socialen. Zo werden de bewoners
genoemd. We leefden in een tijd zonder
verzachtende uitdrukkingen voor col
lectieven. Ik werd gefascineerd door de
haveloosheid, de gescheurde vitrages
en de verpieterde tuintjes met ondanks
alles, schuin boven de deuren glanzende
emaille borden met het opschrift
'onbewoonbaar verklaarde woning'.
Kennelijk door de overheid aangebracht,
maar de huizen werden wél bewoond.
Deze paradox wist ik niet op te lossen.
Vlak na de oorlog sta ik in een
kleine kring mensen voor een tuintje te
kijken naar een bewoner en zijn hond.
Eengezinswoningen, inmiddels vervangen, aan het begin van het Cambuursterpad tussen de Oos
tersingel en de Bleeklaan in aanleg, augustus 1916. Rechts op de achtergrond, nog net zichtbaar
de voormalige Vijverschool, nu het onderkomen van Tryater
Het beest ligt half verlamd met een gat in
zijn ribbenkast zo groot en zo diep als een
voetbal voor hem op de grond. Slachtoffer
van een aanrijding? Wie zal hulp verle
nen? De kring kijkt zwijgend toe. Van een
dierenarts is geen sprake. Maar wie
helpt er dan? Er moet toch iemand iets
doen? Plotseling is er een jutezak, een
steen en touw. De hond wordt door de
man de zak in gewurmd, steen erbij, touw
erom. Hij loopt ermee richting water, de
zak half dragend half slepend. Hij dumpt
de zak met inhoud in de Oostersingel.
Ik loop niet mee, ik ben vijf jaar. Het is
nu, als ik voor dit artikel enkele malen de
brug over de Oostersingel benut voor het
natrekken van feitelijke gegevens over de
Bleeklaan, dat ik bijna automatisch aan
het eind naar rechts in het water kijk.
Zouden zijn botten er nog liggen? Het is,
zo vlak na de oorlog, een snelle oplossing
voor een netelig probleem.