7
Advies van den Buurtbezoeker met opgaaf der gronden, waarop de hulp moet
worden toegestaan of afgewezen.
«V t mHteïfa - lft t-l Y£sf l &L£
ó/iJ ÓtiA*.. iV At-«( A/e <-*-»•
/Jlcut*<L tda c£ju~, /&&/t e*^. ?**£A
t*w/ O -~J ft— Jr
t/s j.iiA^, YYé éritUY;*^
«J JW A—/4#
't
jWcU~
- - 1
(Uatmu.) /Sf? f (j
Biwrlbezoeki'v
Rapport, op 14 december 1893 opgemaakt door Dirk van Hattem over het gezin van Pieter Idema,
een arbeider, die al acht weken zonder werk en inkomen was en derhalve al veel had beleend bij
de lommerd
Op dat zelfde bet slaapt de vrouw nog op.
En dat is volgens haar zeggen door voor
noemde dokter verboden. Daar is nog een
goed bet van haar in de Bank van Leening.
Dat wou zij graag weer om hebben.
Het briefje voeg ik hierbij. Verdere onder
steuning word niet gevragen.
Opoe voelt zich te voornaam
Voor een sociaal en meelevend man als
opa Van Hattem was het niet altijd een
pretje om buurtbezoeker te zijn. Het was
de doelstelling van de Armenkamer om
zoveel mogelijk de bedeling te voorko
men, maar de mensen zedelijk te verhef
fen. Dat beperkte hem in zijn behoefte om
zijn arme buurtgenoten zo snel en zoveel
mogelijk hulp te bieden en dus schoot hij
wel eens een financiële ondersteuning
voor, met het risico dat de voogden de
aanvraag niet honoreerden. Hoewel deze
bevoorschotting formeel verboden was,
schreef hij naar aanleiding van een ver
zoek om steun door een blikslager: zater
dag ben ik daar aan huis geweest en het
eerste wat hij vroeg was een klijn voorschot
om blik te koopen, al was het maar voor
75 cent dan kon hij die dag ook nog wel
een gulden verdienen. Dat heb ik dan ook
maar gedaan. Daarop ben ik er des avonds
8 uur nog geweest en hij was druk aan het
werk en het leek mij ook wel zoo toe dat hij
de waarhijt had gezecht.
Wanneer de ondersteuning werd toege
kend, ontving de buurtbezoeker de mid
delen en verstrekte die persoonlijk aan
de bedeelden. De positie van de buurtbe
zoeker kenmerkte zich door onmacht en
daar kon opa niet goed tegen. Immers, hij
mocht niets zelf beslissen, had te weinig
om te geven en ook het zoeken naar werk
viel erg tegen. Kortom, er ontstond al
snel een tegenstelling tussen wat hij wil
de en nodig vond en de strenge toepas
sing van de Armenwet door de voogden.
Maar ook vanaf de andere zijde werd het
hem soms moeilijk gemaakt. De mensen
die voor bedeling dachten in aanmerking
te komen, gedroegen zich niet altijd zo
onderdanig en meewerkend als de voor
beelden hierboven doen vermoeden. Toen
zijn positie in de buurt eenmaal bekend
was, klampten velen hem voortdurend
aan en dat ging niet altijd op vriendelijke
toon.
Zo ook een buurtgenoot met de bijnaam
Piet Poepjes: ondersteuning is nood
zakelijk, doch hij is zeer brutaal in het
vragen en onbeschoft tegen de buurtbezoe-
kers met vloekwoorden zelf dat een ander
er schande over sprak die het hoorde. Er
mag hem wel op gewezen worden met
strenge woorden van anders geen bede
ling. Maar het was vooral opoe, van
kinds af aan opgegroeid in de omgeving
van de adel, die zich eigenlijk te voor
naam voelde de bedeelden aan de deur
te woord te moeten staan, als haar man
niet thuis was en er een hekel aan had
op straat door bedeelden aangesproken te
worden.
Na 1895 herstelde de economie zich
zodanig, dat er weer voldoende werk voor
handen was en men 's zomers genoeg kon
verdienen om te sparen voor de winter
periode. Op voorstel van opa werd door de
voogden besloten dat alleen het werkloos
zijn geen reden mocht zijn voor winterbe-
deling. Naast de principiële overweging
zal ook meegespeeld hebben dat hij op
deze wijze was verlost van de niet altijd
vriendelijke bejegening in zijn buurt en
het klagen daarover door zijn vrouw. Van
af 1898 nam de animo om buurtbezoeker
te worden sterk af. Begon men in 1893
met ruim 350 rapporten, in 1908 waren
er nog maar 11 opgesteld en in 1911
was het gedaan met het systeem van de
buurtbezoekers. Teleurstelling over de
houding van de voogden en de gebre
ken van het systeem deed opa besluiten
in 1899 te stoppen. Hij kon dat
zonder scrupules doen, omdat degene
die hem hiertoe had uitgenodigd inmid
dels was vertrokken naar Sminiastate
in Wommels, waar hij burgemeester was
geworden van Hennaarderadeel.
Het siert opa Van Hattem, dat hij zijn
familie, die natuurlijk weet moet heb
ben gehad van zijn werkzaamheden,
hierover nooit inhoudelijke verhalen
heeft verteld. Misschien heeft hij voor
zien dat zijn nazaten zijn rapporten
ooit eens zouden tegenkomen in het
Historisch Centrum Leeuwarden. En zo
geschiedde.