Ik hat nooit kunne denken dat zoo iets bestond 4 Paul Bron In Leovardia 14 schreef ik over tuinman Dirk van Hattem, die na een lange periode te hebben gewerkt op De Klinze in Oudkerk, in 1877 naar Leeuwarden kwam om als zelfstandig tuinder te beginnen aan de Droge Haven. Ik beloofde toen over zijn ervaringen als buurtbezoeker te vertellen. Deze vrijwillige taak had hij op zich genomen op verzoek van Wiardus Willem Hopperus Buma voor wie hij jarenlang het tuinonderhoud op het Burmaniahuis had verzorgd. Hij vervulde de taak van buurtbezoeker van 1893 tot 1899. Leeuwarden kende altijd al een groep arme mensen die met bedeling voort durend of zo nu en dan door de tijd moest worden geholpen. Gemiddeld ging het in de tweede helft van de 19e eeuw om onge veer tweeduizend mensen, maar in stren ge winters nam dit aantal met ongeveer duizend toe. De werklozen die 's winters werden ondersteund, woonden vooral in de wijken Oldegalileën (Pieterseliewaltje, Kloosterburen en Kloostersteeg) en de Weerklank. In de binnenstad woonden ze vooral in de Boterhoek. Het leven van die mensen werd altijd beheerst door armoede en voortdurend gebrek. Als er tegenslag was, kwam men in ernstige moeilijkhe den en als er al werk was, had dat vaak een tijdelijk karakter, afhankelijk van de op dat moment heersende arbeidsmarkt. In slechte tijden was het arme gezin aan gewezen op burenhulp en op de lommerd. Vaak kon de huur niet betaald worden en bezuinigde men onverantwoord op de voeding. We vinden in deze gezinnen in verhouding veel besmettelijke ziekten, ook al omdat de huisvesting vaak mens onwaardig was. De losse arbeiders vor men de grootste groep in deze onderlaag. De helft van hen moest ten tijde van Dirk van Hattem een beroep doen op de Stads armenkamer. Een ander deel zocht hulp bij de armenzorg van de kerken, die ove rigens te weinig financiële middelen had den om aan de gerechtvaardigde vraag te voldoen. Een halve appel De stadsarmenkamer was sinds het midden van de achttiende eeuw het bur gerlijk armbestuur in Leeuwarden en ze was verantwoordelijk voor het arm huis, dat aanvankelijk in de tuin van het Martenahuis aan de Nieuwestad was gehuisvest Later kwam dit in de Hania- steeg, waar vaak een kleine tweehonderd arme mensen woonden, waaronder bijna vijftig kinderen. Naast deze permanente zorg werden er ook uitkeringen verstrekt: geld om eten te kopen, klompen, kleding en gra tis doktershulp. Bij de armenkamer lag ook het initiatief voor de oprichting van de vijf stadsarmenscholen, samen goed voor bijna negentienhonderd leerlingen. De doelstelling van de armenkamer was de bedelarij ten strengsten te weren, alle bedeeling te onttrekken aan menschen die werken kunnen, maar niet willen, de aanzoeken van slechte en zedelooze voor werpen alleszins te beperken, werk te ver schaffen aan allen die werken kunnen en willen maar gebrek aan werk hebben, het ter school gaan van arme en behoeftige kinderen te bevorderen. Aanvullend deden de armen vaak een beroep op de particuliere instanties, die eten, kleding, dekens en brandstof verstrekten. In trek was ook de soepuit deling van het Sint Anthoon, waar jaar- De soep werd vanuit het Sint Anthony Gasthuis in emmers mee naar huis genomen

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2004 | | pagina 7