10
's Zomers gingen we vaak naar 'de polder' bij de spoorbrug over de Harlingertrekvaart
tegenover Schenkenschans. Daar speelden we met bootjes en stookten er vuurtjes bij de
kleine inham Collectie Hans ten Thije
Cornjum ongeveer vijftig vliegtuigen groep
voor groep landen. We fietsten terug via
Beetgum en Menaldum naar Dronrijp.
Op de terugweg was er luchtalarm op het
vliegveld. De volgende dag mochten wij
drieën niet mee gaan zwemmen 'vanwege
kinderverlamming'.
Uit de notulen: 'Op 23 oktober gingen
we eerst een gevecht houden bij een half
afgewerkte kazemat in de Prinsentuin. Bij
de Harmonie kwam een deel van de Jeugd
storm aangemarcheerd. We keken een
andere kant op naar een schip dat juist
voorbij voer, liever dan naar een stelletje
slappe slungels, die je elke dag genoeg kunt
zien. We liepen toen verder, daar Mussert
in de Harmonie was en deze zouden wij
toch wel eens willen zien. Na een poosje
kwam hij er aan. Idioot was het toen. Hij
stapte vliegensvlug in de auto, die daar
stond en toen volgde een halfbakken heil
geroep, haast overstemd door de motor van
de auto. Daarna kwam een handjegeverij
van jewelste. Eindelijk was hij het hek voor
de Harmonie uit en reed met een flink
vaartje, gevolgd door zijn lijfwacht even
eens gezeten in een auto, weg. Nu, we had
den hem gezien hoor, van anderhalve
meter afstand. Hij is geheel volgens foto,
een dik gezicht met allerlei vastberaden
rimpels. Nu gingen we naar huis, waar we
nog even bij Allard hebben gespeeld.'
Op 22 januari mocht Piet voor het
eerst de notulen schrijven. We besloten om
de bomtrechter op de Groningerstraatweg
achter het sportterrein Cambuur in ogen
schouw te nemen. Die was zowat tien
meter middellijn en vijf meter diep. We
zochten naar bomscherven.
Met paard en al ondergedoken
Deel zeven van de notulenschriften ont
breekt en dat is jammer want dat is een
interessant halljaar geweest. Deel acht
begint op 2 september 1944 met het ver
slag van een zeiltochtje. We gingen bijna
men (of schuilnamen) gebruiken, zoals
Lord, de Lange, het Beest. De week daarna
liepen we langs het Schapendijkje en be
sloten om even "bij de begraafplaats te kij
ken bij de Engelsen en Amerikanen,
die daar begraven lagen. Er waren veel
Duitsers bijgekomen. Zo zagen we bij toe
val dat er één werd begraven. De kerels
van de begrafenisonderneming liepen met
uitgestreken gezichten voor de koets en
even later werd de kist in het graf gelaten.
Er sprak iemand en toen was het afge
lopen. Bij het invasiemuurtje aan de
Harlingerstraatweg zagen we dat daar een
tankval werd gemaakt'. We kochten ijsco's
en staken een oude parapluie in brand.
Op 23 september eindigt het verhaal met
de mededeling dat wegens omstandighe
den Puit, Lord en de Lange niet kwamen
en daarom de anderen ook niet. Maar op
30 maart 1945 worden de notulen hervat:
'Een hele tijd is voorbij gegaan sinds er
voor de laatste keer in de notulen is
geschreven; een tijd van razzia's en Puit en
Lord moesten onderduiken wegens hun
leeftijd en Lange zijn oude broer, die mare
chaussee in Drachten was geweest was
met paard en al ondergedoken.' Ze woon
den niet meer op de Nieuwestad maar
ergens in Huizum. Dit alles was al in sep
tember/oktober gebeurd. Nu, 30 maart,
was Jopie weer thuis. Lord had een veran
derd persoonsbewijs en kwam ook weer
vrij vaak op straat. Het is nu reeds weer
enige dagen zeer warm weer geweest en
de leden Lord, Beest, Hans en Bakker
waren al weer enige malen naar de polder
geweest.
Een tientje
Van september tot februari hadden de
Zwervers enige bijeenkomsten bij Puit op
zolder, want die kon natuurlijk niet het
huis uit. Bij een dezer bijeenkomsten in
november werd de club opgeheven, daar
er door veranderde omstandigheden van
geregelde clubdagen geen sprake kon zijn.
Op zaterdag 30 juli 1945, dus na de
bevrijding, sluit Allard de notulen af: 'In de
bestuursvergadering werd de kwestie van
het al dan niet verdelen van de kas bespro
ken. We konden niet tot een besluit komen
en besloten een ledenvergadering bijeen
te roepen om daar te stemmen'. Drie
dagen later werd de kas verdeeld en ieder
een kreeg tien gulden. Penningmeester
Otto Jan kreeg ook de rest van veertig cent
voor zijn goede beheer. Twee dagen later
zou er 's morgens om zeven uur met de
hele club worden gezwommen. Tenslotte
werd beslist, dat de vriendschapsband tus
sen de leden onveranderd blijft voortbe
staan. De karwatsen en de katapulten blij
ven particulier eigendom. Een van de
regels van ons clublied, gemaakt door de
moeder van Joop de Jong is mij bijgeble
ven. 'En als wij dan wat ouder zijn en heb
ben grijze haren, dan denken wij met
vreugde terug aan onze kinderjaren'.
Ondanks de oorlogstijd hadden wij een
onbekommerde jeugd. Daar mogen we
onze ouders dankbaar voor zijn.
Leovac3tA.lt