Johan van Bergen, de Liwadder dichter
Leova.'c^LA.It
11
Frans van Bergen
Hoewel hij een groot deel van zijn leven niet in Leeuwarden
woonde, is Johan van Bergen vooral bekend geworden als
Liwadder dichter. En da's niet zo vreemd. Hij schreef hon
derden gedichten, en een groot deel daarvan was in het
Liwadders. Zijn gedichten zijn als oude foto's in sepia-
kleuren: nostalgisch, zeer beeldend en vaak met een hoog
'Och heden ja ...'- gehalte.
Johan van Bergen is geboren in 1934. Hij is de enige zoon van
Frans van Bergen en Kaatje Jonker. Hij heeft twee zussen, Hen-
nie en Annie. Vader werkt als kleermaker bij de firma Bervoets
aan de Nieuwstad. Moeder runt het huishouden. Het gezin woont
in de Sontstraat, een zijstraat van het Cambuursterpad. Naast
de familie Van Bergen woont het gezin Jonkman. Aan de andere
kant, op nummer 8, woont de familie Van der Schaaf. Het huis
van Dukke Postma, de melkboer, staat even verderop.
De woningen in de buurt behoren tot de Rooms-Katholieke
Woningvereniging Sint Jozef. Het is een katholiek, en dus kin
derrijk, deel van de stad. Ook de Van Bergens zijn rooms. Van
Bergen gaat daarom, hoe vanzelfsprekend, naar een katholieke
lagere school, de Bonifatiusschool, pal naast de kerk. De school
staat onder leiding van meester Bisschop, en ook meester Van
Spanje, juffrouw Mansfeld, meester De Haan en juffrouw Van
Erp staan er voor de klas. In de Bonifatiuskerk doet hij mee aan
de 'kindsheid'-processie. Hierover gaat een passage uit zijn
gedicht Weerom, een gedicht geschreven ter gelegenheid van het
herplaatsen van de torenspits die in 1976 van zijn plaats was
gewaaid. Het gedicht is geschreven in 1980.
Bij dij mocht ik 'n keer per jaar un ander weze:
'kindsheid'-presessie, groat feest foor allemaal,
arbeideskiendes wedden negers of chinezen
en rieke-skete-jonkjes paus of kardinaal.
En op hoogtijdagen zingt hij 'as un liester op sien takje' mee in
het kerkkoor van Sjak Bos. Voor het meezingen met de Mattheus
Passion krijgen jongens zoals hij zowaar een sinaasappel!
Maar liever speelt Johan buiten, met makkers als Lieuwe
Verhof, Henk Hobma, Bertus te Velde en Anton Meeuwissen
('Lange Meeuw'). Lekker 'sjotte' op straat, of'draakjefliege'.
Draakjefliege (1981)
Ik wuu soms best nog wel us even op ut Kaatsland lege,
achter skoal seventien, waar 't Kalverdiekje begon
en su mar wat naar mien draak kieke en mar niks sêge,
mien gedachten feswete late deur de lucht naar de son.
Touw en geelkleurd pepier had ik foor un paar kwatsjes
inne Oasiestraat kocht bij boekhannel de Vries, fan u oud stukje
hengel fiekte ik latsjes, 't touw won ik om un houtsje, ging ut niet
inne ties.
Mete, knippe en griême bij ut stiesel klaarmaken,
'k had 'r weet hoe lang ievreg met ompankoektbakt,
mar toen de put deen was, ha 'k un joekel fan un draak en
'Fryslan' ha'k 'r met reepkes silverpepier opplakt.
Hij ston nog feul hoger danne piepen fanne sentrale,
tuufke gras anne steat, goh jong, wat ha 'k un soad skik,
hij suu nooit rondgiesele, priesgaan, meneuvels uuthale,
gieneen, die su'n joppese draak had as ik!
Boadskappekes langs ut touwtsje omhoog sjeze late,
omraak fantesere, sniêltsje gras inne mon,
stratosfeerpiloat waren je, hee, en je fegaten,
da je mar un snotpiekje waren, met sien kontjse oppe gron.
D'r fait foor mij op dit stuit niet meer feul te fanteseren,
'k wed nooit su'n hoogflier, waar 't mensdom fan opkeken het,
un doadgewoan baantsje hè 'k, niks om over te beren,
al fenuver ik mie d'r op mien menier ferhipte goed met.
Toch wuu 'k soms best nog wel us even op ut Kaatsland lége,
want kiendertied en kaatsland fedwenen, fien ik, te flug
en foor draakjefliege en drome bin'k nou te oud, sa'k maar sêge,
mar kieze ken niet meer, want de tied die draai'st niet meer terug.
Johan, Annie en Hennie van Bergen Collectie Frans van Bergen