8 hm-r-de bleek; Hotel De Bleek op de hoek van de Groningerstraatweg en de Bleeklaan, 1935 schrijfmachine had werd Rom benoemd tot secretaris. De religieuze achtergrond van de leden kwam tot uiting in artikel zoveel, waarin werd bepaald, dat we niet mochten vloeken! Als naam kozen we De jonge Bataven, later terecht veranderd in De jonge Friezen. Ik herinner me heel weinig over financiële zaken: wel of geen ledenbijdrage en verantwoording van de, overigens zeer geringe, uitgaven. Wel weet ik nog, dat ik zelf soms een kleine betaling voor mijn rekening nam: ik 'ver diende' namelijk wel eens een dubbeltje als hulpje van vrachtrijder Van den Akker uit Molenend. Ons eerste onderzochte natuurgebied was datzelfde Molenend en wijde omge ving; ook ontdekten we een prachtig bos- gebiedje bij Kuikhorne. Dat we niet al te lange tochten konden maken kwam door dat we niet allemaal een fiets hadden. De broers De Jong vanzelfsprekend wel en ook Rom en Jan waren voorzien, maar ik bij toerbeurt dus achterop. Toen mijn tante Trien mij eens zo gezien had, kreeg ik de afgedankte fiets van een oude re neef. Met Rom ben ik nog eens naar Ferwerd gefietst, zijn geboortedorp, waar een familielid een bakkerij had. Rijkelijk voorzien van koekjes zijn we teruggere den. Duifje Terug naar de Koningin Emmaschool. Ik zat daar op de voorste rij en naast mij, aan de andere kant van het tussenpad zat Duifje Kempenaar, op wie ik een beet je verliefd was. Ze woonde in de Willem Sprengerstraat, pal tegenover het klaslo kaal van meester Offringa. Haar ouders hadden een winkel in de Sacramentstraat, Kempenaars kaashuis. Op een keer gaf ik Duifje, onder de les, een pepermuntje, dat ik opdiepte uit mijn broekzak, waarin ook een paar dropjes zaten. Dat werd gezien door meester Offringa en zij moest het snoepje aan hem geven. Lachend toonde hij het aan de klas en zei Willem geeft aan Duifje een zwart pepermuntje'. Dat door deze afgang mijn kansen niet verke ken waren bleek later, toen ik weer eens met de jongens op de Bleeklaan speelde. Twee meisjes op één fiets reden voorbij, Duifje achterop. Het fietsende meisje, Lammy Plantinga, ook een klasgenoot, riep luidkeels 'Duilje wil wel, Duifje wil wel!' Aldus een prille vorm van relatiebe middeling. Het heeft allemaal maar kort geduurd. Duifje was me al gauw ontrouw. Toen ik naar het westen van de stad ver huisde, betekende dat ook het einde van De jonge Friezen. Tot mijn veertiende ver jaardag moest ik nog naar school en dat werd deze keer de Koningin Wilhelmina- school in de Fonteinstraat, in de zevende en zelfs een stukje achtste klas in hetzelf de lokaal als de leerlingen van de zesde, met meester Dijk. Jaren en jaren later kwam er op de pier van Ameland een dame op me af en vroeg of ik Willem Keuning was. 't Bleek Duifje te zijn, die met man en kinderen een zomerhuisje had bij Hollum; zelf had ik met vrouw en zoon een huisje bij Bal- lum. Een afspraak voor bezoekjes over en weer was gauw gemaakt en pas toen wisselde ik met haar een eerste en enige zoen. Weer veel later, op de reünie bij het 50-jarig bestaan van de Koningin Emma school, sprak ik Gretha Zandberg, ook een voormalig klasgenote, die me vertelde dat Duifje, nog betrekkelijk jong, was overle den. Duifje was dood.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2006 | | pagina 10