La» it
11
Jan van der Meulen en Aaltje Westerhof met hun kinderen en kleinkinderen ter gelegen
heid van hun 40-jarig huwelijksfeest in mei 1905. Boven, de tweede van links is Jan van
der Meulen junior Collectie Reinder Jan Bron
kwam. Op een van zijn terugreizen op de
boot van Amsterdam naar Lemmer ont
moette hij een familie uit Het Bildt. Het
gesprek ging aanvankelijk over de reis,
het weer en het kaatsen dat in het verle
den door de Bildtkers was geïntroduceerd.
Maar ook kwam de grote erfenis die de
familie zo juist in ontvangst had genomen
ter sprake. Pieters enthousiaste verhalen
over zijn succes als ondernemer wekten
zoveel vertrouwen dat de erfgenamen
bereid waren hem de erfenis, een kleine
veertigduizend gulden te lenen tegen twee
en een half procent rente. Dat geld maakte
hij vooral rendabel tijdens de veepest, toen
hij goedkoop de huiden kon inkopen van
de gestorven runderen. Van der Meulen
werd al spoedig een groot werkgever, die
meer dan veertig mensen in dienst had.
Naast de molen lagen de knechtenwo
ningen, die een buurtje vormden met de
naam Pietersburen. Romke Willem van
der Meulen had niet het voorrecht om
een van die fraaie knechtenwoningen te
bemachtigen, maar woonde met zijn gezin
in Achter Pietersburen dat via een poortje
in Pietersburen te bereiken was. Hij woon
de als het ware 'op zijn werk'.
De Jonge Fenix werd afgebroken in 1904.
De gevelsteen bevindt zich sinds jaren in
de muur van het Sint Anthony Gasthuis in
de Pijlsteeg. Omdat Romke toen nog een
aantal jaren de kost moest verdienen en er
weinig emplooi meer was voor molenaars
in Leeuwarden, liet hij zich omscholen tot
pakhuisknecht en kon zo bij zijn baas in
dienst blijven.
't Ouweglein
En dan was er nog zoon Jan, geboren in
1839. Hij zocht zijn heil in de handel, zij
het dat hij het niet verder bracht dan koop
mansknecht. Hij was letterlijk de loopjon
gen van de directeur van de tonslagerij,
Koumans Smeding die in de jaren twin
tig van die eeuw aan de Ee was gebouwd.
Dagelijks bezocht hij voor zijn baas het
post- en telegraafkantoor, de handelsbank
en enkele toeleverende ondernemers. Deze
tonslagerij of -slachterij verwerkte gezou
ten vlees, dat werd verpakt in tonnen,
waardoor het een langere duurzaamheid
kreeg. Jan van der Meulen woonde met
zijn vrouw Aaltje Westerhof en de kinderen
Aaltje, Jan (mijn opa), Willem, Cornelis,
Hilloo en Hendrik dicht bij het pakhuis dat
bij de tonslagerij stond en kon niet vermoe
den dat zijn nageslacht tot het eind van de
twintigste eeuw aan het Oldegalileën bleef
wonen.
In latere jaren werd Jan brigadier bij
de strafgevangenis, waar zijn zoon Cornelis
kleermaker was. Zoon Willem was aanvan
kelijk blikslager, maar dreef later een siga
renwinkel aan de Voor streek.
Het Oldegalileën was ontstaan in het begin
van de zeventiende eeuw, toen in 1612 een
zekere Van der Wilde er twaalf woningen
liet bouwen. Dertig jaar later bestond de
buurt uit twee korenmolens, een herberg,
negen koemelkershuizen met schuurtjes,
zes gaardenierwoningen, een brandewijn
stokerij, drie scheepstimmerwerven, een
blekerij, drie grote en vierentwintig klei
nere huizen en de 'heerlijkheid' van griffier
Glinstra. Aan het eind van het Oldegalileën
lag vroeger het klooster Galilea, dat in 1498
was overgebracht naar de Tweebaksmarkt.
Omdat de naam ook wel werd geschreven
als 't Olde Galeien en Oldegaleyen, spreekt
de echte Leeuwarder van 't Ouweglein. In
de achttiende eeuw groeide de buurt ver
der door met huizen en fabrieken, terwijl
het hoogtepunt van bedrijvigheid lag in de
eerste helft van de negentiende eeuw, toen
er de cichoreibranderijen werden opgericht
van Bokma de Boer en Ter Horst, die er
ook een fabriek voor dakpannen en vloeren
aanlegde. En dan was er de eerder genoem
de tonslagerij van Koumans Smeding. De
buurt kon worden bereikt via de Ververs-
brug, genoemd naar een lakenververij, die
er al in 1622 in gebruik was. In 1865 werd
die brug afgebroken, maar vier jaar later
kwam er een voetbrug die bij de bevolking
vanwege zijn geringe breedte, de naam
kreeg van Kiepeloop.
Dat ook mijn grootouders verbonden
waren met het Ouweglein blijkt wel uit
het feit, dat ze er in verschillende huizen
hebben gewoond, respectievelijk op de num
mers 47, 29 en 32, recht tegenover bakkerij
De Zelfstandigheid, nu nummer 92. Dat
had uiteraard te maken met het feit dat
mijn opa er zijn werk had als broodven-
ter, nadat hij eerst een tijdje bij de poelier
had gewerkt. Opa en opoe bleven er wonen
tot eind jaren dertig, waarna hun dochter
Janna, getrouwd met Jan Brugman, er ver
volgens tot begin jaren vijftig woonde. Een
familieportret uit 1905 toont in het mid
den mijn overgrootouders met daarboven
hun zonen en dochter met hun gezin. Mijn
grootouders staan als tweede van links, met
hun kinderen Paulus, Aaltje en (op schoot)
mijn moeder Hiltje.
Mijn zoon woonde in de laatste jaren van
de vorige eeuw ook nog een aantal jaren op
het Ouweglein, waarna de draad met de
buurt werd doorgeknipt.