Jeugdmuziekkorps Klein Maar Dapper
Leova.'c^LA.It
21
Johan Faber Het culturele leven in het oude Leeuwarden werd in een niet onbelangrijke mate
bepaald door het optreden van diverse muziekkorpsen, waarin toch altijd een paar
honderd amateurs hun culturele uitlaat vonden op alle mogelijke feestdagen en bij
allerlei feestelijke gelegenheden zagen wij ze uitrukken: Ons Genoegen, Lijempf,
Looft den Heer en De Volharding. In dit gezelschap werd wel een bijzondere plaats
ingenomen door een verzameling van een vijftigtal jonge mensen, in leeftijd varië
rend van zeven tot zeventien jaar (soms iets ouder), die samen, gestoken in hun
matrozenpak, het Jeugdmuziekkorps Klein Maar Dapper vormden.
Het korps, gefotografeerd op het 'Waagpleintje' tegenover Hotel De Bleek, ter gelegenheid
van de viering van het eerste lustrum in september 1937 Collectie Johan Faber
En als we het dan hebben over Klein
Maar Dapper moet onmiddellijk de naam
van de oprichter, grote stimulator en tam-
bour-maitre worden toegevoegd: Cees
Oosterloo, de smid van de Eebuurt. Zoals
ik het destijds altijd heb gezien gaf hij al
zijn vrije tijd aan 'zijn' korps. Daarvóór
was hij trouwens actief als tambour-mai-
tre van de tamboerafdeling van het
Leeuwarder muziekkorps Concordia, met
onder andere zijn beide zonen Cees en
Sake als tamboers.
Pannekoekepannekoeke
Een verschil van mening over de uitbrei
ding van dat korps met tamboers en pij
pers zou hem hebben doen besluiten zich
van Concordia af te splitsen. Zo ontstond
in 1932 het Jeugdmuziekkorps Klein
Maar Dapper, een compleet muziekkorps
met niet alleen tamboers en pijpers, maar
ook met een complete fanfarebezetting.
Leerde Oosterloo de tamboers via het sys
teem 'pannekoekepannekoeke' goed
roffelen en de marsen 1 tot en met 4 te
beheersen, de pijpers (of wel blokfluitis-
ten) hadden een goede leermeester in
Frans Terpstra, die ook al bijzondere
bekendheid genoot vanwege zijn deelna
me aan het straatmuziekkorps. De fanfa
reafdeling kreeg een 'eigen' dirigent, de
heer De Vries (toen wonend in de Kleine
Kerkstraat), afkomstig van het militaire
garnizoensmuziek. Ondanks het feit dat
hij reumatisch en slecht ter been was,
wist hij met veel enthousiasme met de
jeugdige muzikanten een alleszins
behoorlijk niveau te bereiken. Omdat men
over het algemeen afkomstig was uit een
voudige arbeidersgezinnen, was het
muziekschrift aan de meesten onbekend.
Dus zette de Vries met alle geduld van de
wereld cijfertjes van de genummerde ven
tielen boven de muzieknoten om het de
jeugd op die manier wat gemakkelijker te
maken. Het resultaat was meer dan vol
doende voor de diverse muzikale uitvoe
ringen en vooral voor de vele optochten.
Behalve muziek maken was het voor
een korps ook van belang dat je geordend
en op maat kon marcheren. Daarom kreeg
ik vóór mijn eerste optocht als tamboer (ik
was toen acht jaar) privéles in het mar
cheren. Wij woonden in die periode aan de
Nieuweburen, boven het kaaspakhuis van
de firma Winsemius. Het was Bernhard
Winsemius, zelf sergeant bij de Vrijwillige
Landstorm en dus van de hoed en de rand
wetende, die mij leerde met het linker
been aan te marcheren en al trommelend
goed in de maat te blijven.
Aubade voor Oranje
Met een flink aantal keren in het vierkant
door het kaaspakhuis werd ik gereed
gemaakt voor de aanstaande optochten.
Bij voorbeeld op Hemelvaartsdag (demon
stratie van de "blauwe knoop' of wel de
geheelonthouders), op schoolsportdagen