2
De Warmoezenierstraat gezien naar het noorden in augustus 1934. In het midden de schoor
steenpijp van de Leeuwarder Melk Inrichting
mensen van alle richtingen, zowel kerke-
lijken als niet kerkelijken. De naam is
vermoedelijk ontstaan in de volksmond,
omdat de bouwstenen roodachtig waren
en de daken waren voorzien van rode dak
pannen.
In het begin was er maar één toegangs
weg en wel vanaf Achter de Hoven. De
huizen werden omzoomd door landerijen
en kwekerijen. De Boomgaardstraat was
maar aan één kant bebouwd en dan kwam
er het voetbalveld van de club NOAD
(Nooit Opgeven Altijd Doorzetten). Vanaf
de Boomgaardstraat had je een vrij uit
zicht richting Greuns en de fabrieken van
de Condens, Koopmans, Halbertsma en
nog meer. Het was voor ons jongens een
prachtig speelterrein. Als ik nu aan mijn
(klein(kinderen vertel wat wij daar alle
maal hebben uitgespookt, dan kijken ze
mij soms wat ongelovig aan. Wat wij als
jeugd deden, bestaat niet meer.
De bewoners van het Rooie Dorp waren
van verschillende pluimage, maar er was
gemeenschapszin. Het leven speelde zich
ook op straat af. Er was geen televisie en
maar weinigen hadden een radio, soms
een distributieradio met een paar zen
ders. Na het avondeten kwamen de man
nen en vrouwen, als het weer het toeliet,
naar buiten om even lekker met elkaar te
praten over de dagelijkse dingen en om de
nodige roddels te bespreken. Kinderen
speelden met elkaar op straat. In het mid
den van de Tuinbouwstraat lag een plant
soen met een paar bomen, die in de oorlog
clandestien zijn gekapt.
Lepel, schaar of hakio
De toen geldende kinderspelen waren ver-
bijerke, versteneke, bokspringen, lepel,
schaar of hakio en nog veel meer. Er werd
ook wel kattenkwaad uitgehaald, zoals
ruitjetikken, waarbij een speld aan een
lange draad in de stopverf werd gestoken.
Aan die speld zat een draadje met een
steentje, dat we tegen het raam lieten tik
ken. En dan maar achter een heg of muur
tje afwachten, hoe de reactie was. Soms
was er wel een kwaaie buurman die ach
ter ons aan kwam, maar wij waren snel en
wisten in de stegen naast de woningen
snel weg te komen.
Aan het ene einde van het voetbalveld
was de kwekerij van Rinsma en als jon
gens wisten wij precies wanneer de appels
en peren goed waren om te eten. Op
woensdagmiddag gingen we kruisbessen
en rode bessen plukken bij Rinsma of
Kaastra aan het Swarte Diekje. Je ver
diende met dat plukken een paar centen,
maar ontdekte meteen even hoe de appel
en perenstand was. De centen die we ver
dienden gaven we weer uit aan wat lek
kers uit de winkel van De Nijs, die op de
hoek van de Warmoezenierstraat en de
Tuinbouwstraat zat. Ik zie hem nog in de
winkel staan met zijn gele stoljas aan. Hij
is met zijn gezin na de oorlog naar Cana
da vertrokken. Alleen zijn dochter Nellie
bleef hier, die volgens mij toen in het Dia-
conessenhuis werkte.
Als het warm weer was gingen we zwem
men in de Potmarge of de Greuns. In de
buurt van de Greuns stond wel eens een
stier in het land aan een ijzeren ketting.
Op weg terug naar het Rooie Dorp speel
den we stierenvechtertje en daagden het
dier uit door met handdoeken om hem
heen te springen. Op een keer rukte hij
het spit uit de grond en moesten we hard
lopen om aan hem te ontsnappen. Ook pro
beerden we vaak op hokkelingen te rijden,
wat zwaar tegen viel op zo'n bultige rug.
Twee keer begraven
Nieuwsgierig waren we ook, zoals toen de
grote gele hond van Bokke Atsma dood
was. NOAD was toen al opgeheven en het
voetbalveld bestond niet meer. We hebben
de hond daar begraven, maar na drie
weken waren we nieuwsgierig of hij al
vergaan was. Om dat te controleren heb
ben we de hond weer opgegraven, maar
dat was één keer maar nooit weer.
De laatste schooldag voor de grote
vakantie gingen we 's morgens niet
meteen naar school. Nee, we gingen met
alle klassen de buurt door, zingend van
'Citroen, citroen, de meester is kampioen'
en 'We gaan nog niet naar school, nog lan
ge niet'. We kwamen dan gewoon later op
school, wat toen nog kon.
Tegenwoordig hoor je vaak over jeugd
bendes. Nou, wij noemden ons ook een
bende en hadden de gekste namen. Wij
vochten tegen andere buurten, zoals Ach
ter de Hoven, Tulpenburg en nog een
paar andere. Er viel wel eens een gewon
de, maar dat viel over het algemeen wel
mee. Het hoorde gewoon bij de buurten
die er waren.
Als er sterk ijs was gingen we schaat
sen. Ik heb het geleerd achter een houten
stoel op een slootje. Als het ijs van de Pot
marge sterk genoeg was, waren we snel
op de ijsbaan van Tjallinga in Huizum.
Een ijsbaan met muziek, waarbij de Koe-
koekswals steevast enkele malen werd
gedraaid.
Le0Va.V3tA.1t