i TVEEZEêMIÖJIM
i
13
opgevoerd, zoals Repelsteeltje, De Gelaars
de Kat (met de Markies van Karrebas) of
Vrouw Holle wat toen ook veel indruk op
mij maakte. Een dikke twintig jaar later
kreeg ik, werkend op de afdeling financiën
van de gemeente Opsterland in Beetster-
zwaag, meester Ehlhardt aan de balie. Er
moest een formulier worden ingevuld voor
een vergunning en hij stelde voor om zijn
naam even te spellen. Maar zonder zijn
hulp schreef ik zijn naam foutloos op, wat
hem bijzonder verbaasde. Maar dat was
snel over toen ik hem vertelde een oud
leerling van hem te zijn. Zo zie je maar
weer: je komt elkaar gewoon weer tegen.
Het voetballen op het schoolplein heb ik
al even belicht, maar er gebeurden nog
meer zaken op dit niet helemaal vierkan
te schoolplein, zoals kaatsen bij voorbeeld.
Ter voorbereiding op het schoolkaatstoer-
nooi rond Pasen werden wij vakkundig
getraind door meester Okkinga van school
7a (bestuurder van de L.K.C.). Het lag
echt niet aan hem, dat we op het toernooi
buiten de prijzen vielen.
Terwijl wij aan het voetballen of kaatsen
waren hadden de meisjes weer andere
bezigheden, zoals kaatseballen (soms
waren het ware jongleuzes) en touwtje
springen, solo of met een groep met twee
draaiers en dan maar zingen: 'Mamasjeu,
de meisjes bukken, Mamasjeu, hallé hal
lo'. Soms konden we als jongens met een
spelletje van de meisjes meedoen, zoals
bijvoorbeeld bij 'Schuitje varen over de
zee'. Daarbij had je als jongen de moge
lijkheid om een leuk meisje uit te kiezen,
die je dan al zingend uitnodigde: 'Akke ga
je mee, Akke ga je mee, want als je dan
niet mee wilt gaan, moet je uit mijn
schuitje gaan'. En inderdaad koos ik daar
bij, als het even kon, Akke altijd uit,
eigenlijk het idee hebbend dat zij toch een
beetje 'mijn meisje' was. Ze was ook nog de
bolleboos van de klas en ik nummer twee
en ik heb nooit het geluk gehad haar in te
kunnen halen. Zij ging na de zesde dan
ook naar de hbs en ik naar de mulo aan de
Wissesdwinger.
En hoe merkwaardig de dingen soms
lopen: op 2 oktober 2004 bezocht ik met
mijn vrouw de diapresentatie met lezing
door de heer Frieswijk over het Oldegali-
leën en daarbij kwam ik in contact met
een oud Leeuwarder uit Akkrum. Hij ver
telde dat zijn vrouw (ook aanwezig die
middag) op de 'tuuntsjeskool' had gezeten
en net als ik ook van de lichting 1927 was.
Dus moesten we elkaar zeker kennen, zo
was de veronderstelling. Zijn vrouw opge
zocht en ja hoor, we moesten zelfs bij
elkaar in de klas hebben gezeten. 'Hoe
heet je dan van je eigen?' Ze antwoordde:
'Akke van der Wal'. Zie daar: 64 jaar na
dato teruggevonden. 'En hoe heet jij dan?'
Dus vertelde ik wie ik was. 'Ah, ja, jo wie-
ne sa'n lyts mantsje!' wist zij zich nog te
herinneren en ook, dat niet dat lytse
mantsje maar een zekere Jurjen (een stoe
re bink) haar favoriet was geweest. Dat
was natuurlijk wel even slikken. Maar
toen we van elkaar afscheid namen ad
viseerde ze mijn echtgenote toch nog:
'goed op 'm passe, hjer, want it wie sa'n
leaf mantsje'.
Leova.'c^tA.lt
Boekomslag van 'Twee Zeemansjongens'
van C. Goudriaan ofwel meester Cornelis
Grilk Collectie Johannes Faber
Onderwijzer en schrijver Cornelis Grilk (1885-1960) Collectie Johannes Faber
KLUITMAN
ooo&CGOLÏt^AN