27
datenleven vaarwel had gezegd stortte
ook hij zich in de koekhandel. Hiermee
werd het een echte familieaangelegen
heid, want ook Janke stond met een koek
kraam. Op de andere dagen ventten ze
langs de deuren met een mand of kruiwa
gen, tenminste, als ze niet buiten de stad
waren. Van zijn uitgekeerde handgeld (hij
was soldaat plaatsvervanger geweest)
had Willem zichzelf een boot aangeschaft,
waardoor ze elders op jaarmarkten en
kermissen konden komen.
Janke was inmiddels een volwassen
vrouw van begin 30 en verkocht peper- en
kruidkoek. Ze stond op de zuidzijde van
de Nieuwestad. Eerst ter hoogte van het
huis van Salverda, een vooraanstaand
bewoner, vlak bij de Waag. Later stond ze
tegenover de Nieuwepijp, net voor de
Oude Doelesteeg, het straatje waar ze
woonde. Toen haar broer Johannes ziek
werd heeft ze hem daar tot aan zijn dood
in 1820 verzorgd.
Kort daarna leerde ze de juwelier en
goudsmid Bernardus Born kennen, een
drie jaar jongere weduwnaar uit Gronin
gen. Al vrij snel trok hij bij haar in, maar
al net zo snel bleek dat ze hiermee een
grote vergissing beging. Vaak schold hij
haar uit en sloeg hij haar, waarbij hij het
gebruik van voorwerpen, zoals een para
plu, niet schuwde.
Toch belette dat haar niet om in 1823
met Bernardus te trouwen en met hem
mee te gaan naar Den Haag, met het plan
om zich daar voorgoed te vestigen. Het
was maar van zeer korte duur, want de
mishandelingen van Bernardus gingen
gewoon door. Vrezend voor haar leven
vluchtte ze nog in haar huwelijksjaar
naar Leeuwarden terug en vond daar
onderdak in het Struivingspoortje aan de
Nieuwestad, in een soort woongroep. In
1824 nam ze de draad van haar leven als
koekverkoopster weer op. Ook verhuisde
ze naar het Hofstraatje en later woonde ze
nog een jaar in de Torenstraat om vervol
gens weer haar intrek te nemen in het
Struivingspoortje, waar ze tot 1834 bleef.
Na haar terugkeer in Leeuwarden durf
de Janke niet meer met Bernardus onder
één dak te leven. Ze wilde dan ook van
hem scheiden. Eind 1827 deed ze hiertoe
een eerste verzoek, dat afgewezen werd
vanwege gebrek aan bewijs van het door
haar aan Bernardus ten laste gelegde.
Daarom vroeg Janke aan Eitje Teffer, een
bevriend schoenmaker, of hij een verkla
ring wilde afleggen over het wangedrag
van Bernardus Born, die toen inmiddels
weer in Leeuwarden woonde, in de Bagij-
nestraat. Dat wilde Eitje wel en begin
1828 werd een tweede verzoek om een
echtscheidingsprocedure ingewilligd. De
zitting vond plaats in het voorjaar van
1828. Alle getuigen deden daar hun zegje
waarbij Bernardus schitterde door afwe
zigheid. De uitspraak volgde twee maan
den later: 'concludeerd, ten einde het
huwelijk tusschen Partijen bestaande,
door deze Regtbank worde verklaard te
zijn ontbonden'.
Smijten met geld
Om kosteloos te kunnen procederen was
Janke eind 1827 een bewijs van onvermo
gen verstrekt. Dat zij onvermogend zou
zijn werd geconstateerd door de wijk
meester, die daar vervolgens rapport van
deed aan het gemeentebestuur: 'in zeer
behoeftige omstandigheden verkeert'. Het
is daarom ook op zijn minst merkwaardig
te noemen dat Janke begin 1830 een huis
kocht bij de Boterhoek in het Sint Jobs-
leen nummer F190. Ze kocht het op een
openbare verkoop bij monde van de koek
en banketbakker Philipus Jacobus Ooi-
gaard en moest er 621 gulden voor neer
leggen.
Willem nam er zijn intrek met zijn
gezin. Het hele jaar door woonde hij voor
namelijk aan boord van zijn bootje, wat
veel organisatietalent vergde, zeker naar
mate er meer kinderen kwamen. Geluk
kig konden ze af en toe bij zijn schoonou
ders terecht in het Hofstraatje. De woning
in het Sint Jobsleen moet een uitkomst
voor hem geweest zijn. Het bleef vier jaar
zijn onderkomen. In 1841 werd het voor
400 gulden verkocht aan de verwer Luit
van Noord en in de jaren zestig van de
vorige eeuw is het gesloopt.
Kort voor Kerstmis 1833 kocht Janke
een tweede huis. Een kennis van haar, die
ook getuige was geweest bij haar rechts
zaak, de winkelier en tapper Mathijs
Voortallen uit de Oude Doelesteeg, was
eerder dat jaar overleden en de erven
moesten zijn woning E201 van de hand
doen. Ook deze keer moest er voor worden
geboden. De koopman en armvoogd van
het roomse armbestuur, Alexius Martini,
Het Struivingspoortje aan de Nieuwestad
rond 1925, alwaar Janke tot 1834 één van
de kleine eenkamerwoningen bewoonde
sleepte het voor Janke voor een prijs van
917 gulden in de wacht. Om de koop deels
te kunnen financieren leende ze van Nico-
laas Rompel, eveneens koopman en arm
voogd, maar ook de belangenbehartiger
van de erven Voortallen, een bedrag van
400 gulden. Hiervoor stelde ze het zojuist
gekochte E201 'ter hypotheke'. In 1837
leende ze nog eens 500 gulden van hem.
Begin 1834 verliet Janke het Struivings
poortje en ging in haar nieuw verworven
bezit wonen. Vervolgens kocht ze uit de
boedelverkoop van Voortallen nog veel
van de inventaris, die bij de winkel en de
tapperij hoorde, maar die niet bij de ver
koop van het pand inbegrepen waren
geweest, waaronder gordijnen en een
Leova.'c^tA.lt