29 Twee dagen na zijn overlijden werd hij begraven op de algemene begraafplaats aan de Spanjaardslaan, in een graf dat eigendom was van de stad Leeuwarden. Onmiddellijk na het beëindigen van die kermis hing de bijna 60 jaar oude Janke haar koekstal aan de wilgen en vertrok uit de Oude Doelesteeg E201 naar het Ritske Boelemagasthuis, toen nog in de Monnikemuurstraat, maar vanaf 1850 in de nieuwbouw aan de Tweebaksmarkt. Het Ritske Boelemagasthuis was een ver blijf voor vrouwen op leeftijd, deels rooms katholiek en deels protestants. Alleen vrouwen die nog voor zichzelf konden zor gen kwamen voor het gasthuis in aanmer king. Tevens was het de bedoeling dat men ook voor elkaar zorg droeg. Zeventien jaar heeft Janke daar gewoond, in het kamertje nummer 12, maar langzaam aan ging haar gezondheid achteruit en werd ze alsmaar meer hulpbehoevend. Op het laatst kon ze niet meer voor zichzelf zorgen en was het ook voor haar medebe woonsters ondoenlijk om haar deze zorg te geven. In 1866 besloten de voogden dat Janke het Ritske Boelemagasthuis moest verlaten: 'de Heer Olderman deelt mede dat de bewoneres van het kamertje No 12, Janke Westenbrink, wegens verregaande onzindelijkheid door hem onlangs is gelast, tijdelijk het kamertje te ontruimen, waaraan door haar gevolg is gegeven.' In de loop der jaren had Janke een pri ma netwerk opgebouwd, bestaande uit de meest vooraanstaande katholieken tot aan de allerlaagste. Nu ze geen vaste ver blijfplaats meer had fungeerden dezen als sociaal vangnet. Drie van hen waren Joukje Kroes met haar dochter Anna Fed- des en Aaltje Spoelstra. Tot aan haar dood hielden deze dames haar in de gaten, zorgden ervoor dat er een dokter kwam als het nodig was, dat de medicijnen opge haald werden bij apotheker Haverschmidt (de vader van Francois Haverschmidt, beter bekend als de dichter Piet Paal- tjens) en meer van dat soort zaken. Dit alles vond plaats onder het alziende oog van Johannes Henricus Gerardus Jansen, de uitmuntende voorzitter van het parochiaal armbestuur. In het eerste half jaar na haar gedwon gen vertrek uit het Ritske Boelemagast huis woonde Janke maar liefst op zes adressen, alle van katholieke huize. Het voorlaatste was de Tweebaksmarkt B52, tegenover het Ritske Boelemagasthuis, waar de weduwnaar kleermaker Herma nns Willegers met zijn gezin woonde. Met hen verhuisde Janke ook mee naar de Nieuwe Oosterstraat C94 waar ze twee jaar zou blijven. Van mei 1869 tot en met mei 1870 woonde ze vervolgens samen met haar schoonzuster Josina Leidekker, de wedu we van Willem, op een achterkamertje beneden in de Ipe Brouwerssteeg aan de Nieuwestad. Daarna vertrok ze naar Ach ter de Hoven en ging in de Fabrieksteeg wonen, net buiten de oude binnenstad, bij de timmerman Wilhelmus Jorna en zijn vrouw, ook katholiek. Uiteindelijk kwam ze in 1871 weer in de Nieuwe Ooster straat terecht, op nummer C86 deze keer. Erfgenaam In 1868 sloot Janke een overeenkomst met de voorzitter van het parochiaal armbe stuur J.H.G. Jansen, rentenier en koek- en banketbakker in ruste. Maandelijks zou ze van hem een tientje lenen waarbij het totaal geleende bedrag niet groter mocht worden dan 500 gulden en waarvoor ze E201 als borg stelde 'in vollen, vrijen en onbezwaarde eigendom toebehoren de hui- zinge, erf, en aanbehooren staande en gele gen in de oude Doele Steeg.' Tegelijkertijd liet ze haar testament opmaken waarin ze Jansen tot haar enige erfgenaam benoem de en ook tot haar executeur testamentair. Vervolgens legateerde ze Josina Leidekker met tweehonderd gulden, haar neef Jan Westenbrink (het enige nog levende kind van Willem) met honderd gulden, Anna Feddes met honderd gulden, Joukje Kroes met vijftig gulden en Aaltje Spoelstra met vijfentwintig gulden. Drie weken voor haar overlijden ver kocht Janke, inmiddels vrijwel blind, haar huis Oude Doelesteeg E201 voor 2974 gul den aan Uilko Regnery, die het al geruime tijd van haar huurde en er een koffiehuis in dreef. Janke stierf op 10 september 1871, 's avonds om zes uur in het huis Nieuwe Oosterstraat C86, bijna 82 jaar oud, aan de gevolgen van een simpele verkoudheid waaraan haar ziek, oud en versleten lichaam geen weerstand meer kon bieden. Ze werd begraven op de roomse begraaf plaats van Wijtgaard, haar neef Jan treu rig achter latend. Niet alleen omdat hij zijn tante verloren had, en daarmee het laatste restje van zijn verleden, maar vooral omdat hij een erfenis aan zijn neus voorbij had zien gaan. Mede dankzij de familie van zijn schoonvader, de wafelbakker S. Bruinsma, weten wij dit nog. Wafelbakker Sape Bruinsma hier met zijn linkerarm in de zij poserend voor de wafel kraam op de Leeuwarder Kermis in 1884 Leova.'c^tA.lt

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2007 | | pagina 31