Het Stadsziekenhuis aan het Blokhuisplein
11
Johannes Faber 'Is het niet vreemd dat de gehechtheid aan aardsche goederen meestal sterker is
dan de zucht, om door werken van liefde nuttig te zijn en om door eene zegenrijke
nagedachgtenis voort te leven in de dankbare harten van duizenden beweldadig-
den, die in opvolgende eeuwen deze plaats zullen bewonen?'
Zo verzuchtte W. Eekhoff, archivaris der
stad Leeuwarden in zijn geschiedkundige
beschrijving anno 1846. En wat moet het
voor hem ook een opluchting zijn geweest,
dat hij in hetzelfde hoofdstuk nog melding
kon maken van de goedertierenheid van
de heren Baljée en Van Vierssen, die het
met hun legaten mogelijk maakten om een
'Burgerlijk Hospitaal voor behoeftige Zie
ken op te richten bij voorraad alleen
voor arme zieken, met het oogmerk, om,
na het welslagen van deze proeve, deze
instelling nader uit te breiden', zo werd op
20 september 1824 besloten. Het gebouw
waarin eerder 's lands scherprechter en
later het militair ziekenhuis gevestigd
waren geweest, werd nu bestemd voor het
Bezoek van 'de moekes', ma Faber met
pothoed Collectie Faber
bedoelde Stadsziekenhuis, 'aan de Wal
tegenover het Blokhuis', zoals de situe
ring werd omschreven.
Het aanwezige gebouw werd zo spoedig
mogelijk in orde gebracht en van de nodi
ge meubelen en kribben enzovoorts voor
zien, zodat het op 8 april 1825 in gebruik
kon worden gesteld. En, zoals het nu ook
dikwijls is en toen ook al een bekend
fenomeen, was het ziekenhuis al spoedig
te klein 'voor de vele behoeftige kranken,
die een weldadig toevlugtsoord zochten.'
En dus werd 'na vele overwegingen' op
28 september 1840 besloten het oude
gebouw af te breken en op dezelfde plaats
een nieuw, groter en goed ingericht Stads
Burgerziekenhuis te bouwen. Dit bouw
werk werd voor 16.000,- aanbesteed.
Aangezien het bouwen vergezeld ging
van het aanleggen van een nieuwe weg
langs de stadswal 'zoo bekwam dit nette
gebouw, bij eene gewenschte inrigting,
mede een gunstigen stand en een aan
zienlijk voorkomen' (zo schreef de heer
Eekhoff het op). En zo bleef het jarenlang
een medisch monument in onze stad, tot
Triotel en het latere MCL-Zuid de taken
zouden overnemen en het Stadszieken
huis in 1971 tenslotte werd afgebroken.
Instituut voor behoeftige kranken
Nu lijkt het ons nauwelijks voorstelbaar
dat op dat kleine lapje grond tussen de
gevangenis en het pontje naar de Zuider-
grachtswal jarenlang patiënten werden
verpleegd, operaties werden verricht,
kinderen werden geboren en mensen hun
laatste adem uitbliezen. En toch gebeur
de dit allemaal in het toenmalige Stads
ziekenhuis. Daarmee wil niet gezegd zijn
dat wij als gezin een abonnement hadden
op dit instituut voor "behoeftige kranken',
maar ermee te maken kregen we wel en je
mag wel zeggen: in ruime mate.
Onze ouders kwamen in 1918 met
de twee oudsten, allebei geboren in
Apeldoorn, na veel omzwervingen en
zoekend naar hun geluk, in Leeuwarden
terecht en na een poosje in een pension
te hebben vertoefd, kreeg men tenslotte
onderdak in het gebouw de Philantroop
aan de Groningerstraatweg, waar ze
slechts een paar afgetimmerde kamertjes
hun 'thuis' mochten noemen. Men woonde
daar met een aantal families bij elkaar en
het was dus bepaald niet een ideale plek
om je echt thuis te voelen, zeker niet wan
neer er een gezinsuitbreiding stond aan te
komen. Alhoewel statistieken laten zien
dat in Nederland de meeste thuisbevallin
gen plaatsvinden, is het wel duidelijk dat
in de Philantropische omstandigheden het
Stadsziekenhuis de plek was voor deze en
ook tevens voor de volgende gezinsuitbrei
dingen. En aldus geschiedde in mei 1919,
in november 1920 en in juni 1923 toen
achtereenvolgens mijn oudste zuster en
nog eens twee broers in het Stadszieken
huis ter wereld kwamen, met thuis, mits
nodig, de medische begeleiding van stads-
dokter Uffelie, die een bijzondere opstap
aan het achterwiel van zijn fiets had en
al steppend de fiets besteeg. Later werd
dokter Anna Maas van de Emmakade
(meestal ook op de fiets) de stadsdokter
en ze zou nog jaren onze huisdokter zijn.
Na de verhuizing van het gezin naar de
Poppestraat, een straat met houten behui
zingen, niet veel meer dan noodwoningen
zonder enige comfort, op een plek bij de
Centrale, werden nog eens twee kinderen
geboren; in maart 1926 mijn jongste zus
ter en tenslotte ikzelf in november 1927.
Precies op de 50-ste verjaardag van mijn
vader werd ik geboren, en of hij er blij mee
was? Wij hebben later zijn ontboezeming