16
Wonen en werken als bindend element
Terug naar de gebroeders Funcke. Zij
waren twee van de vele arbeiders uit West-
falen en Münsterland, die hier aan de slag
gingen in de textielindustrie. Bijna een
kwart van de textielbewerkers die tussen
1540 en 1700 het burgerschap verwierven,
was afkomstig uit het Duitse Westfalen.
Later werd dat aantal minder.
In tegenstelling tot de immigranten,
die zich verbonden wisten door de ker
kelijke gemeente, waren de Westfa
len overwegend katholiek en vormden
een belangrijke minderheid binnen die
geloofsgemeenschap in Leeuwarden.
Zij gingen weliswaar te biecht bij hun
geestelijke landgenoten, maar hun inte
gratie vond vooral plaats tijdens het
werk en in de buurt. Veel meer dan in
de huidige tijd van automatisering, was
men als handwerklieden aangewezen op
de communicatie in de Nederlandse, lees
Liwwadder, taal.
De beide broers hadden het voordeel
dat ze op jonge leeftijd en zonder gezin
naar onze stad kwamen. Toch heeft het
voor Willem nog zeven jaar geduurd voor
dat hij een echtgenote vond. Deze jaren
Deze muurschildering op het Tuötten-
museum in Mettingen laat zien hoe een
rondreizende lapkepoep zich ontwikkelde
tot een gesettelde zakenman
zal hij nodig hebben gehad om zich een
plaats binnen de werk- en woongemeen
schap aan het Zaailand te verwerven.
De meeste Funckes trouwden later met
Leeuwarder vrouwen, maar ook kwamen
er huwelijken voor met (nazaten van)
landgenoten. In onze stamboom komen
we namen tegen als: Berndes, Becker,
Ultzen, Reinhard, Rotschaefer, Richter,
Wahle, Roosenstein. Hetzelfde gebeurde
in de tak Habekotté, waar we namen zien
als Bodenhauser en Hardorff. De huwe
lijken tussen Duitse immigranten en
Nederlandse partners werden gezien als
gemengde huwelijken.
Dat gold ook voor eerdere tijdvakken, in
de 17e en 18e eeuw, toen de Duitse immi
gratie verhoudingsgewijs omvangrijker
was dan in de 19e eeuw. Dat had zo zijn
reden. In de Gouden Eeuw had Holland
een groot gebrek aan vakbekwame arbei
ders. Tegelijkertijd woedde in Duitsland,
van 1618 tot 1648, de 30-jarige oorlog.
Een en ander leidde ertoe dat duizenden
geschoolde arbeiders, vooral stukadoors,
kleermakers, (suiker)bakkers en slagers,
naar ons land emigreerden. Daarnaast
trokken nogal wat marskramers de grens
over.
Toen in 1800 de beide Funckes naar
Leeuwarden kwamen woonden er onge
veer 41.000 Duitsers in Nederland. Bij
mijn weten bestaat er geen systematisch
onderzoek naar dit aantal voor Leeu
warden. Zeer waarschijnlijk waren het
er meer dan de registers doen vermoe
den, want vaak was er sprake van een
onderregistratie van Duitse immigranten.
Duitse plaatsnamen werden herhaaldelijk
met Nederlandse plaatsnamen verward.
Zo werd in het bevolkingsregister het
Duitse Olfen geregistreerd als Alphen,
Hagen als Princenhage en 's-Gravenhage,
het Duitse Cappeln als Cappelle aan de
IJssel, Rees in Pruisen met De Rees bij
Brummen in Gelderland en het Duitse
Udem met het Brabantse Uden, om enke
le voorbeelden te noemen. Ook kwamen er
vaak verschrijvingen voor in de richting
van een Nederlands equivalent. Zo zijn de
Funckes lange tijd als Vonk en Fonk door
het leven gegaan en is er een Funcke-tak,
die tot vandaag de dag in Amsterdam als
Vonk door het leven gaat. Nazaten van
Harmannus Happekot verfransten tot
Habecotheé.
In 1930 vestigde Schweigmann Mode
zich op Nieuwestad 162, het oude pand
van de Brenninkmeijers van C A. De
ene voormalige lapkepoep werd dus afge
lost door de andere
Stinkende moffen
Hoe tegen deze Duitse immigranten werd
aangekeken, komt onder andere tot uit
drukking in moppen, kluchten en scheld
woorden. De kluchten, die tot ver in de
19e eeuw werden opgevoerd, gingen over
de klungelige en onsuccesvolle pogingen
van Duitse mannen en vrouwen om een
Nederlandse partner aan de haak te slaan.
Als het in de klucht tot een Duits-Neder
lands huwelijk kwam, werd dat huwelijk
voorgesteld als niet bepaald gelukkig.
Bovendien deden allerlei anekdotes de
ronde over oliedomme en bezopen hanne-
kemaaiers. Bijvoorbeeld over enkele poe
pen die de weerspiegeling van de maan in
een slootje aanzien voor een emmentaler,
en natuurlijk in het water donderen. Voor
onze beeldvorming over de Duitsers zijn
die kluchten belangrijker geweest dan
de grappen en grollen. De 'moffen' ver
beeldden bijna altijd dezelfde typetjes.
Het waren huwelijksbeluste kwakzalvers
die zich voor edellieden uitgaven en die
tegen het eind van de klucht werden ont
maskerd, meestal door een nuchtere Hol
landse dienstmeid. Het waren domme,
TUOTTEM MUSEUM
GASTHOE TELSEMEVEB