Een lastige Leeuwarder in roerige tijd
20
Fred van der Schuit Het levensverhaal van Pieter Heerbeis rondom het begin van de Bataafse Repu
bliek, opgediept uit de archieven van het HCL en Tresoar.
Pieter Heerbeis werd in Zwolle geboren op
23 september 1749, als zoon van Johan
nes Tobias Heerbeis en Jantje Clasen
Grevingh, maar groeide vanaf zijn twee
de levensjaar op in Leeuwarden. Pieters
vader was op 24 maart 1752 te Zwolle als
sergeant afgezwaaid uit het 'Lijfregiment
te Voet', onderdeel van het leger van prins
Willem V. Johannes Tobias, geboren in
Strinz Margaretha in Hessen, had gedu
rende 11 jaar en 3 maanden 'getrouw en
eerlijk' zijn dienst volbracht en mocht nu
zijn fortuin elders zoeken. Hij doet dat in
Leeuwarden, aanvankelijk als Opzichter
van 's Lands Middelen.
Na eerst in de Oude Oosterstraat te
hebben gewoond, verhuist het gezin in
1759 naar de Minnemastraat. Johannes
houdt zich dan als 'havenchercher' nog
steeds bezig met het innen van belastin
gen. Maar in 1781 is de oude Heerbeis
inmiddels toch veranderd van professie,
hij is dan 'coopman in wijnen'.
Het gezin heeft niet in armoede geleefd,
Pieter moet daar als enig kind profijt van
hebben gehad.
Bode van het Mindergetal
Op 13 maart 1773 begint Pieter zijn
carrière op het Landschapshuis als Bode
van het Mindergetal. Hij kan nu de kost
verdienen en treedt op 17 oktober in de
Westerkerk in het huwelijk met Suzan-
na Petronella Dillingh, dochter van de
goudsmid Harmanus Dillingh, die aan
het Naauw woonde. Het echtpaar gaat
in de Poststraat Gloppe wonen, het dood
lopende zijstraatje van de Poststraat, in
die tijd kennelijk een passende buurt voor
een bode.
Een erg zachtzinnig type is Pieter niet,
wat blijkt uit de gebeurtenissen op een
feestje ten huize van kamerbode Mane-
gout in de Sint Jacobsstraat. Men was in
'alle vrientschap' bijeen geweest, totdat
Pieter Heerbeis plotseling de 69-jarige
Pieter Schmitz 'van agteren een zo gewel
dige slag in desselfs aangezigt gegeeven
had, dat de man agterover op de vloer
gevallen was.' Pruik en hoed waren door
de kamer gevlogen. Schmitz durfde niets
terug te doen. Pieter had de man al eens
eerder op straat met een rotting geslagen
en in gezelschap van anderen over de vloer
geschopt! De arme Schmitz is kennelijk
een gewillig slachtoffer van Heerbels.
Met vriend en collega Beukers verlaat
Heerbeis huize Manegout. Naar huis gaan
ze nog niet. In beschonken staat lopen ze
door de Groeneweg, bonzend op deuren en
luid roepend: "Wij zoeken een jonge meid'
en 'Wij moeten bij sommige hoeren wee
zen.'
Heerbeis wordt binnengelaten in het
Het Landschapshuis aan de Tweebaks-
markt, begin 19e eeuw
'Huijs der Takkenbossen'. De wakker
geschrokken bewoners van de Groene
weg horen dat Heerbeis binnen 'ijzelijk
vloekte, schold en dreijgde op de daar
aanwezige vrouwlieden'. Als Heerbeis het
huis verlaat wordt hij in de gaten gehou
den door een paar ratelaars. Heerbeis
kan het niet laten smalende opmerkingen
te maken tegen de mannen van de nacht
wacht. In de Grote Kerkstraat begint
hij ze uit te schelden. In onvervalst
Leeuwarders roept hij: 'koom hier, jim-
me weerligtskinders, jimme binne maar
schelmen en gouwdieven'. De ratelaars
nemen het niet langer en slaan Heerbeis
met een stok op zijn rug en sleuren de ker
mende en tegenspartelende druktemaker
mee naar de Waag, waar de onderwacht
meester Sytze Crans nog heel wat heeft te
stellen met de tierende dronkaard.
Substituut procureur generaal
In 1787 is het voor Sipke Treslong, van
beroep substituut procureur generaal,
geen doen meer om, als oude man, de
opstandige patriotten te arresteren, die
tegen alle wetten legertjes oprichten en
een gevaar vormen voor de gevestigde
orde. Daar is een onvervaarde jonge kerel
voor nodig: Pieter Heerbels. Sipke mag
met pensioen en krijgt 800 gulden en vier
schuiten turf.
Op 29 september begint Pieter Heerbels
bij zijn nieuwe werkgever, het Hof van
Friesland, in de Kanselarij. Zijn taak was
om met hulp van enkele gewapende 'Die
naren der Justitie' arrestanten uit geheel
Friesland te 'apprehenderen' en naar het
Blokhuis te brengen. Nadat een Pruisisch
leger de prinsgezinden te hulp was geko
men, sloeg alles wat patriot was op de
vlucht en kon Pieter met enthousiasme
zijn werk verrichten.
Het Hof kon tevreden zijn, maar men wist