Lcovaë^tA.!€ 29 Anoniem schilderij uit het midden van de 17de eeuw met in het midden de kaak en het bierdragershuisje en uiterst rechts nog net zichtbaar het oude raadhuis, dat toen bekend stond als het huis bij de linde, een waarschijnlijk destijds al eeuwenoude boom, waar in een soort van boven de straat gelegen terras was gebouwd dat vanaf de eerste ver dieping van het huis te bereiken was Alleen het hoekpand Naauw-Groente- markt voldoet aan deze beschrijving. Aarnd Hardenberch had dat huis een entwintig jaar eerder gekocht. Het heeft dan dezelfde belender ten zuiden, Marten Jans, de vader van Jan Martens, ten wes ten en de straat ten oosten en ten noor den. Hij kocht het van Eene Pietersdoch ter, een kleindochter van Alijdt Arents. Daarmee wordt ook duidelijk waarom het niet vaker in transporten vermeld is: het blijft bijna een halve eeuw in handen van dezelfde familie. De Brol is een logische locatie voor een laatmiddeleeuws raadhuis. Tussen 1300 en 1500 had het economisch centrum van de stad zich naar de Voorstreek verplaatst en zich vervolgens uitgebreid naar de Nieuwestad. De Brol ligt in het hart van dat gebied. Belangrijke waterwegen, de verkeersaders van de late middeleeuwen, kwamen er samen: die van Voorstreek, Waeze en Naauw. Op het brugplein en in de directe omgeving ervan werd markt gehouden: er werden groenten, graan en bier verhandeld, iets westelijk ervan, op de Nieuwestad, lag de Waag. Dit was ook de plaats waar de door de magistraat gevelde vonnissen werden uitgevoerd. Nog in 1516 werd burgemeester Wijbe Saecles hier ont hoofd. Hier stond de kaak, de schandpaal, tot deze in 1685 verplaatst werd naar het plein voor 'Meester Harmens huis' dat van af 1618 dienst deed als stadhuis. Kortom: in de late middeleeuwen zal de Brol als centrum van de stad zijn ervaren. De huisvesting van de stedelijke admi nistratie in het begin van de zestiende eeuw is niet bepaald als riant te kwalifi ceren. Zo konden de leden van het stads bestuur hun vergaderruimte alleen berei ken door een steeg die ook gebruikt werd om slachtvee naar het abattoir te bren gen. Het weinig prestigieuze pand aan de Grote Hoogstraat was niet bepaald het visitekaartje van een ambitieuze stad. In 1517 droeg de stadhouder dan ook het geconfisqueerde Waltahuis, op de oostelij ke hoek van de Nieuwestad en het Heren- waltje, over aan het stadsbestuur om het te gebruiken als 'Stat Raethuys'. Van dit aanbod is om onbekende redenen geen gebruik gemaakt. Onduidelijk is ook waarom het stadsbe stuur 'stadts oldt raethuijs' rond 1500 ver ruilt voor een aanmerkelijk goedkoper onderkomen. Acute behoefte aan geld kan niet het motief geweest zijn: het pand wordt immers pas 25 jaar later te gelde gemaakt. Dan wordt de verkoop wel gemotiveerd uit behoefte aan liquiditeit: 'tot nuth ende profijt om te graven stadt singel daer groetlich van nooden was'. Of vernieuwde de stad in het eerste kwart van de zestiende eeuw een voormalig raadhuis om het als een representatief en aan de eisen van de tijd voldoend stadhuis te kunnen betrekken, maar was het door geldnood gedwongen het weer te verkopen? Behalve de in de tekst genoemde litera tuur is een en ander ontleend aan archi valia die in het HCL te vinden zijn, zoals onder meer het Klein Consentboek 1550, het Decreetboek 1557 en het Groot Con sentboek 1597. Het belastingkohier waar in Pieter Arent wordt aangeslagen voor het voormalige raadhuis is uitgegeven in de Fontes Leovardienses.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2008 | | pagina 31