24
toertochten, introducés. Als mijn veron
derstelling juist is, dan had TOGIDO een
voorganger gehad in het al genoemde De
Meeuw, een fietsclub die volgens de Leeu
warder Courant van 13 februari 1890 in
dat jaar 'door leerlingen van eenige inrich
tingen van onderwijs' was opgericht.
De betrokkenheid van scholieren bij
fietsen moet een algemeen verschijnsel
zijn geweest. Burkens stelt in 1900 dat
'Het - behoudens enkele uitzonderin
gen - Hooger-Burgerscholieren en hunne
makkers (waren), dien den sport gingen
beoefenen.'5 Ook Immer Weiter was in
het leven geroepen door middelbare scho
lieren.6 Van die achtergrond getuigt even
eens het clublied van Immer Weiter: van
het Wielruiterslied zijn de strofen 1, 5 en
6 in het Nederlands, de 2e is in het Duits,
de 3e in het Frans en de 4e in het Engels.
Hoe populair fietsclubs onder scholieren
waren, laten ook jongensboeken rond
1900 zien, bijvoorbeeld Jan Feiths Uit
Fiets vlegeljaren (1906). Chris van Abkou-
des De fietsclub 'Alle vijf (1911), met
informatieve 'fietstekeningen' van Louis
Raemaekers, draait zelfs rond een jon
gensfietsclub van hbs-leerlingen.
Er is één passage in de TOGIDO-notu-
len waarin expliciet een mededeling staat
over de leeftijd van de leden. Over de A.V.
van 21 februari 1904 meldt pagina 38 van
het notulenboek: 'Veranderd werd Art. 3.
De leden mogen niet ouder dan 22 en niet
jonger dan 16 zijn.' Op zichzelf is deze
passage dubbelzinnig - gaat het om het
oude of het nieuwe artikel? -, maar omdat
het verslag het bij deze tekst laat, neem
ik aan dat het hier de nieuwe regeling
betreft. Gezien de maximale leeftijdsgrens
zullen niet alleen leerlingen van middel
bare scholen lid zijn geweest. Daarbij valt
bijvoorbeeld te denken aan oud-leerlingen
die gingen studeren, zoals Van der Hem.
Vergelijk ook het notulenboek (p. 89):
'Soodt en Albers kwamen uit Amsterdam
over om te genieten v/h groote feest, de
Togido-fuif.
Doel
Het doel van TOGIDO blijkt eveneens
nergens expliciet, maar ook hier geven de
notulen genoeg aanknopingspunten voor
enkele conclusies. TOGIDO beschouwde
zichzelf als een 'sportvereeniging'. Het
uit het Engels overgenomen woord 'sport'
werd pas aan het eind van de negentiende
eeuw tamelijk algemeen, maar vanaf die
tijd ging het met de inburgering ook snel.
Het gold als een soort passe-partout: het
werd niet alleen gebruikt voor moderne
sporten, maar ook voor traditionele volks
vermaken.7
Interessant is de motivering van de
TOGIDO-leden om de bekende en deftige
plaatselijke sportvereniging L(eeuwarder)
Aftletische) C(lub) Frisia vanaf 1904 jaar
lijks met 5,- te steunen: 'Togido (zou)
hierdoor naam kunnen maken' (p.
55). Het valt, gezien de gemeenschappe
lijke achtergrond van TOGIDO en L.A.C.
Frisia, niet uit te sluiten dat voor wat de
mannen betreft een aantal van hen lid
van beide verenigingen was. Een jaar
later wordt de steun overigens al weer
ingetrokken: de kas blijkt 'niet zoo erg
goed gevuld'.
Als sportvereniging organiseerde
TOGIDO uiteraard fietstochten. Zoals
gemeld, zijn daarvan in het notulenboek
vijf beschreven (drie in 1903 en twee in
1904), maar ook voor 1905 en 1906 ston
den er blijkens de notulen twee tochten op
het programma. Die hadden uitsluitend
een recreatief karakter, waarbij overigens
flinke stukken werden afgelegd, zeker
voor die tijd: ik schat dat de fietstochten
zo'n 65 tot 85 kilometer besloegen.
Het plezier maken stond voorop: de
leden kozen vanzelfsprekend voor een
aantrekkelijke route, een bekend eind
doel (bijna altijd de in de bossen gelegen
pleisterplaatsen Olterterp of Oranjewoud)
en voldoende aansteekplaatsen onder
weg, met veel aandacht voor de nodige
ontspanning (zang, dans, voordracht).
Ook Burkens (a.w. noot 1, p. 229) wijst
op het onbezorgde karakter van de fiets
clubs: 'in 1881 en 1882 werden de eerste
clubs opgericht van jongelui, die grootere
tochten maakten. In lange rijen, met een
hoornblazer voorop, trokken zij uit, deden
de wegen weerklinken van hun gezang,
brachten de dorpen in opstand, doordat
de menschen uitliepen, hetzij om het
nooit geziene dier geruischlooze voertui
gen, hetzij om zich te vermaken met de
snaaksche streken, waardoor die vroolijke
jeugd hunne pleisterplaatsen als 't ware
nieuw leven in bliezen.'
Ik heb al gewezen op het belang dat de
TOGIDO-leden hechtten aan de jaarlijkse
feestavond. Dat gold zeker ook voor het
bestuur. In zijn openingstoespraak voor
de druk bezochte tweede fuif (18 maart
1904) merkt de praeses op: 'Een feestelij-
Viering van het eenjarig bestaan van TOGIDO