25
f V
Fietsen was een kunst, zeker in de beginjaren. Hierboven verliest een aspirant-lid van
TOGIDO de controle over het stuur omdat hij te veel aandacht had voor zijn 'broodje
met vleesch en Friesche boerenboter'
ke vergadering (een fraai eufemisme!; PB)
moest voor een Togido-lid even onmisbaar
wezen als de Olympische spelen voor een
Griek.' (p. 70).
Het enige dat de TOGIDO'ers verder op
sportief gebied ondernamen en dan ook
nog op verzoek, was hun bijdrage aan de
Wilhelminafeesten in 1903. Op het Wil-
helminaplein vertoonden ze op Koningin
nedag voor het massaal toegestroomde
volk 'hunne kunsten', die bestonden uit
'zaalrijden', 'ringrijden' en 'ballenrace' (p.
30). Het 'zaalrijden' in kleine ruimtes was
een vorm van figuurrijden, en ook de bal
lenrace en het ringsteken vroegen veel
behendigheid.
Omdat fïetsvaardigheid in die tijd niet
iets vanzelfsprekends was, kwamen er
speciale rijscholen. De eerste werd opge
richt in 1869 in Amsterdam, terwijl de
laatste in waarschijnlijk 1922 dicht ging.8
De TOGIDO-leden overkwamen, zo blijkt
uit het notulenboek, regelmatig ongeluk
ken, veroorzaakt door bijvoorbeeld vallen,
plotseling afstappen en tegen elkaar aan
fietsen.
Verder werd eenmaal voorgesteld een
(onderlinge) wedstrijd te houden, te weten
'op Pinksteren' 1904 in Olterterp (p. 54),
maar het verslag van de fietstocht op
Pinkstermaandag 23 mei rept met geen
woord van een wedstrijd. Daarmee beant
woordt TOGIDO maar deels aan de activi
teiten die zijn vroege voorgangers Immer
Weiter en de Leeuwarder Velocipède Club
op hun programma hadden staan: die
bestonden volgens Burkens 'hoofdzakelijk
in het maken van kleine tochten, in het
houden van wedstrijden op de wijze van
de harddraverijen (met paarden) op de
korte baan, twee aan twee over een lengte
van 800 Meter, en in het figuurrijden.'9
In het beeld van vooral gezelligheidsver
eniging past ook dat de leden het voorstel
op de Algemene Vergadering van 20 mei
1903 om toe te treden tot de 'F(riesche)
W(ielrijders?) B(ond)' afwezen (p. 16). Het
is niet duidelijk welke bond precies wordt
bedoeld. Het kan heel goed gaan om de
in oktober 1886 te Harlingen opgerichte
Algemeen Friesch(e) Wielrijders Bond,
waarvan de Leeuwarder Courant van 4
oktober 1886, melding maakt. Maar het
zou misschien ook een andere vereniging
kunnen betreffen en dan had de afwijzing
met leeftijdsgrenzen te maken. Op 10 juli
1898 werd te Leeuwarden door 'den Alge-
meenen Nederlandschen Wielerbond in
Friesland (Afdeeling X)' voor leden van 23
jaar en ouder de vereniging 'Bondsbelang'
opgericht Leeuwarder Courant 12 juli
1898). In dat geval konden TOGIDO'ers,
die immers tussen de 16 en 22 moesten
zijn, geen lid worden.
Dit is een licht bewerkte versie van het
artikel zoals ik dat eerder heb gepubli
ceerd in de Sportwereld nr. 48 (lente
2008), pp. 3-13. In de tweede afleve
ring over TOGIDO valt, zoals gezegd,
te lezen hoe plattelanders en stedelijke
fietsers op elkaar reageerden. Ook sta
ik stil bij de vraag in hoeverre de popu
larisering van de fiets heeft bijgedragen
aan de emancipatie van de vrouw.
1 Johannes Marius Fuchs en Willem
Jacob Simons. Geschiedenis van de fiets.
Alkmaar, z.j., p. 28.
Jan Cornelis Burkens. Wielrijden. In:
Jan Feith. Het boek der sporten. Amster
dam, 1900, p. 237, concludeert in 1899:
'Wij kennen thans geen rijwielen zon
der luchtbanden'.
2 Ewoud Sanders. Fiets; de geschiede
nis van een vulgair jongenswoord. Den
Haag, 1996.
3 Zie: www.koninklijkhuis.nl/content.jsp?
objectid.
4 Zie: Fuchs en Simons, a.w. noot 1, p. 52.
5 Burkens, a.w. noot 1, p. 229.
6 Radoslaw Lesisz. Honderd jaar fietsen
in Nederland 1850-1950; over het begin
van de fietscultuur. Wroclaw, 2004, pp.
47-48 (te raadplegen via: http//rowery.
eko.org.pl/U serF iles/File/biblio/pr aca_
mgr_RLesisz).
7 Zie: Pieter Breuker. Sport in het Neder
lands en in Nederland: introductie en
acceptatie van woord en activiteit (1840
tot 1900). Te verschijnen in: Sporti-
monium, jrg. 28 (2008).
8 J.W. Fuchs en W.J. Simons. Allemaal
op de fiets in Amsterdam. Amsterdam,
1978, p. 25. Zie ook: Fuchs en Simons,
a.w. noot 1, pp. 15-25.
9 Burkens, a.w. noot 1, p. 228.