13
De Prins van Oranje voert het Nederlandse
leger aan in de Slag bij Ravels op
3 augustus 1831
de Tiendaagse Veldtocht. Een stap die
de financiële nood wel duidelijk maakte,
maar misschien ook speelden nationalis
tische gevoelens een rol bij Pieter, met als
voorbeeld zijn oudoom Hector Feugen (zie
Leovardia 22).
Op 11 oktober werd via Koninklijk
Besluit van 1830 aangekondigd dat de
schutterijplichtigen tussen de 25 en 35
jaar zouden worden opgeroepen. In totaal
werden vijf bataljons Friese schutters
gevormd met ruim 4000 officieren, onder
officieren en manschappen. Leeuwarden
vormde met enkele andere steden de eer
ste afdeling, het eerste bataljon, bestaan
de uit zes compagnieën onder commando
van majoor Jacobus Gerardus van Wage-
ningen, slotheer van Dekemastate.
Pieter Nicolaas sloot zich op 1 november
1830 aan bij dit eerste bataljon dat zich
verzameld had in Leeuwarden. Beteken
de dat in voorgaande jaren nog een mas
sale inkwartiering bij de burgers van onze
stad, nu kon men gebruik maken van
de enkele jaren eerder gereedgekomen
Prins Frederikkazerne. Eekhoff vermeldt
in zijn Geschiedkundige Beschrijving
van Leeuwarden (1846): 'Want, toen na
den Belgische opstand, de stedelijke en
landelijke Schutterijen opgeroepen - en
in dienst gesteld werden, is er een tijd
geweest, waarin ruim 2200 man tegelijk in
de zalen en op de zolders van dit gebouw
zijn gekazerneerd geworden, waardoor de
dienst zeer bevorderd werd, en de inge
zetenen van den last van inkwartiering
bevrijd bleven.'
Marcherend naar Den Bosch
Op 8 november werd begonnen met de
reis naar Den Bosch. Van het vertrek
werd verslag gedaan door de Leeuwarder
Courant: 'In de vorige week waren de door
onderscheidene steden te leveren gedeel
ten alhier successievelijk aangekomen,
en sedert dien tijd heeft men zich met
de formering onledig gehouden. Dezen
morgen ten zes ure, verenigden zich in
de kazerne Prins Frederik de vier com
pagnieën tezamen met den staf 600 man
uitmakende, waaronder men het aanzien
lijk getal van 235 vrijwilligers mag tellen,
onder commando van de majoor de heer
J.G. van Wageningen. Ten half acht ure
werd het commando tot uitmarsch gege
ven; en met de meeste orde, het fraaije
korps muzijkanten onzer schutterij aan
hun hoofd hebbende, marcheerde zulks
door de stad tot buiten de Vrouwenpoort,
alwaar de Barge van Harlingen bene
vens vier en twintig met vlaggen versier
de trekschuiten ter overbrenging naar
Harlingen gereed lagen. Ten half negen
ure was de inscheping afgeloopen, en
onder het niet ophoudend gejuich van Hoe-
zé, Oranje boven, stak men van den wal.
Het is niet mogelijk, de goede gevoelens
van deze braven te vermelden, de uitmun
tende geest, de krijgshaftige houding en de
warme ijver voor Vorst en Vaderland doet
ons zeker zijn, dat zij ten allen tijd den
naam van getrouwe Friesen zich waardig
zullen maken. Eene ontelbare menigte,
zoo betrekkingen, vrienden als belang
stellenden vergezelden dit waardig korps
tot buiten de stad; een ieder was vervuld
van dien goeden geest en gepasten ernst,
welke de ingezetenen dezer stad voor de
goede zaak zoo eigen is; alles verliep zon
der de minste stoornis, in de uiterste orde
af, en de zaamgevloeide menigte keerde
weder huiswaarts; heilwenschende aan
die braven, welke, in deze treurige dagen,
hunne haardsteden en betrekkingen ver
laten, om het dierbaar Vaderland te hulp
te komen. Te allen tijde ondervinden zij
de erkentenis hunner stadgenooten en de
roem der nakomelingschap zij hun deel.'
Om half twee kwamen de troepen in
het versierde Harlingen aan, waar ze een
uur later aan boord gingen van de gereed
liggende beurtschepen, die om drie uur
de haven verlieten richting Harderwijk.
Over de Zuiderzee ging het naar Elburg,
waarna de lange mars begon naar
's Hertogenbosch, waar Pieter aankwam
op 17 november. Uit enkele dagboeken en
brieven, die deelnemers aan de veldtocht
bijhielden weten we dat het zeker voor
ongeoefende schutters als Pieter, zware
dagmarsen waren, bijna uitsluitend
over zandwegen. De voeding was beslist
onvoldoende en aan goed drinkwater
was gebrek. Ook de inkwartiering in de
overnachtingplaatsen verliep moeizaam,
waardoor veelal buiten in de koude win
ternacht moest worden geslapen.
Veel schutters in het hospitaal
Eenmaal te velde in 's Hertogenbosch was
er eigenlijk een tekort aan alles, met name
aan warme kleding. Majoor Van Wagenin
gen was dan ook bijzonder dankbaar toen
hij op 20 januari 1831 in de Leeuwarder
Courant het volgende bericht deed uit
gaan: 'zijne hartelijke dankbetuiging aan
de menschlievende zendsters te Harlin
gen voor de 332 hemden, 40 wollen dekens
en 70 paar handschoenen, welke hem op
den 30 December j.l. in de beste orde zijn
geworden; hij geeft H.Ed. de verzekering,
dezelfve zoodanig te hebben uitgereikt als
waartoe hij is verzocht geworden; niets
zouden hem in deze oogenblikken meer
der welkom en tevens aangenaam zijn, als
dat dit loffelijk voorbeeld door de andere
steden van Friesland gevolgd wierde.'
De beroemde
onderscheiding
'Het Metalen
Kruis', gegoten
uit het ijzer van
buitgemaakte
kanonnen en
uitgereikt aan
degenen die
met gevaar voor
eigen leven aan
de gevechts
handelingen
in de Zuidelijke
Nederlanden
hadden
deelgenomen
LcoVflLr^i4)t»k