30
Boerderij aan de zuidoostzijde van de Groningerstraatweg, op de hoek van de Van
Leeuwenhoekstraat, kort voor de afbraak rond 1954
te brengen. Met de rest vertrokken we
vervolgens naar de Tweebaksmarkt 47.
Veel minder leuk was het als een abonnee
uit Huizum tijdens de middagmaaltijd
mijn vader belde met de mededeling dat
hij de krant niet had ontvangen en ik de
weinig vererende opdracht kreeg de krant
na te bezorgen. Vloekend vloog ik op de
4R-5 over de Schrans.
AJC
Een blauwe maandag heb ik deel uit
gemaakt van het kinderkoor van de
Coöperatie Excelsior, dat repeteerde in
het hoofdgebouw aan het Oldegalileën,
een woord dat steevast werd verbasterd
tot Oldegaleien. Mijn lidmaatschap van
dat koor heeft niet lang geduurd, trouwens
tot de dag van vandaag wordt mijn leven
gekenmerkt door korte lidmaatschap
pen van verenigingen. Ik ben, volslagen
anders dan mijn vader, geen clubman.
In Leeuwarden was ik achtereenvolgens
lid van de padvinderij, de VCJC, de AJC
en de NJN. Soms werd ik er door mijn
ouders afgehaald, soms bedankte ik.
Tot de eerste categorie behoren de padvin
derij en de NJN. Ik weet niet goed meer
waarom ik de padvinderij, die 's zater
dags samenkwam op het Hofplein, moest
verlaten. Het enige dat ik me herinner
is het touwgeknoop en het merkwaar
dige lied dat er gezongen werd: Wij zijn
rasechte Turken en roken Fatima.
Van de NJN werd ik veel later lid, ik
vond het leuk en wilde graag lid blijven,
maar mijn moeder vond dat de bijeenkom
sten te laat afgelopen waren. Tegen mijn
moeder viel niet op te boksen, maar daar
tegenover staat dat wat ik van de natuur
weet, van haar geleerd heb. Meestal leerde
ik van haar de namen van vogels in het
Fries en dat heeft later tot het volgende
voorval geleid. Ik werd door biologie
leraar Beekman aan de rijkskweekschool
in Den Haag uitgenodigd de vogels op
een wandkaart te benoemen, dat ging me
vlot af. Tot ik bij een vogel kwam, die ik
'protter' noemde. Beekman vroeg: "Wat?'
Ik: 'Protter'. Beekman: 'Protter? Die vogel
heet spreeuw!' Ik: 'O, ja'. Vervolgens heb
ik hem uitgelegd waar het woord protter
vandaan kwam.
Een straaljager van het type GlosterMeteor
Goudsbloemstraat en uit het eind van de
Geraniumstraat speelden niet met kinde
ren uit de andere straten, ik bedoel: wij
deden geen verstoppertje, zongen niet
'Er zijn geen rovers in 't b-o-o-o-o-o-s' en
hinkelden niet met hen. Toch raakte ik
met een aantal bevriend, ze hadden alle
maal bijnamen: Wim D. heette Dolle, Rein
de V. heette Koekei, en Wietse W. heette
Nokkie. Ik zelf ging Bloempie heten.
Dolle zat bij mij in de klas en hem leerde
ik het beste kennen, omdat hij, net als ik,
grote belangstelling had voor vliegtuigen.
We hebben heel wat vrije middagen op
vliegveld Leeuwarden doorgebracht en
toen dat niet meer mogelijk was omdat
de basis volledig militair werd, fietsten
we in de richting van Marssum en zaten
we ergens in een weiland voor de start- en
landingsbaan.
Er ontging ons weinig en we waren
dermate fanatiek, dat we onze fietsen
voorzagen van straaljagerregistratie.
Dolle eigende zich de registratie van
Flintermans Gloster Meteor toe: Y9-7, ik
had registratie Y9-1, die ik later liet ver
anderen in 4R-5. Die nummers werden
door de chef van de expeditieafdeling van
Het Vrije Volk, Bouwe de Jong, op mijn
voorspatbord geschilderd. Die expeditie
bestond, behalve uit de heer De Jong, uit
de heer Walstra; tijdens schoolvakanties
toog ik 's morgens met hen per bakfiets
naar het station om de kranten van de
trein uit Amsterdam te halen. Ik vond dat
een gewichtige bedoening: eerst een kop
drinken in de restauratie en dan zonder
perronkaartje het perron op. Vervolgens
kranten inladen en dan met de bakfiets
naar het busstation om de spaarzame
kranten, want in sommige plaatsen waren
maar weinig abonnees, naar de bussen
LcoVflLr^i4)t»k