Werf De Roos en Van der Meijden (II)
16
Frits J. Jansen In deel 1 van dit artikel hebben we kennis gemaakt met de werf De Hoop van
Johannes de Roos en Jan van der Meijden. Stond in deel 1 de oprichting, de bouw
van de eerste schepen en de overgang van houten naar ijzeren schepen centraal,
in dit deel zien we dat ook verhuur van schepen een lucratieve bezigheid kon zijn.
Daarnaast wordt aandacht besteed aan de gebouwde skutsjes en beschrijven we
de teloorgang van de werf.
overnemen. Deze manier van aflossing
kom je in tal van aktes tegen, en elke keer
kon de desbetreffende schipper het schip
aan het eind van de huurperiode voor
ƒ1,- overnemen.
Van der Veen herkende de snelle eigen
schappen van het schip en besloot in 1908
er wedstrijden mee te varen. Op woensdag
16 september van dat jaar zeilde hij een
wedstrijd uit van de Zeilvereniging Frisia
in Grou. Winnaar werd Broer de Vreeze
uit Bakhuizen met De Goede Hoop. Deze
schipper zeilde in die jaren altijd mee om
de prijzen. Van der Veen viel niet in de
prijzen waardoor hij ook niet gemotiveerd
raakte om zich ooit nog een keer in te
schrijven.
In 1909 werd onder andere het 18
scheep ston bevattende houten roefschip
De Vier Gebroeders met zeil, treil en vol
ledige scheepsinventaris, voor een huur
prijs van 265,- aan schipper Tiele Pieters
Miedema te Leeuwarden verhuurd voor
twee jaar en negen maanden. De aflos
sing kostte ƒ100,- per jaar, te voldoen in
het najaar gedurende de bietencampagne.
Het houten roefschip werd namelijk ver
huurd voor het vervoer van zand, grind,
suikerbieten, cichoreiwortels en voor de
toenemende handel in Friese aardap
pelen. De bieten werden in Leeuwarden
overgeladen in grotere schepen die ze ver
volgens naar de suikerfabrieken in Gro
ningen en Vierverlaten vervoerden.
In 1911, zes jaar nadat schipper Van
der Veen al een schip van deze werf had
afgenomen, kwam hij weer op de werf, nu
voor de huur van een hier gebouwd nieuw
staalijzeren roefschip voor de duur van 10
jaar. Dit schip was net gemeten en had
Naast de nieuwbouw en het reparatiewerk
hadden de zwagers ook inkomsten uit de
verhuur van vrachtschepen. In Friesland
was er vooral vraag naar roefschepen.
De huurcontracten die door hen werden
afgesloten zouden we tegenwoordig lease
contracten noemen. De Roos en Van der
Meijden was een van de eerste werven
waar we dit voor schepen tegenkomen.
Omdat er veel schippers waren die het
bedrag van een nieuw schip niet ineens
op tafel konden leggen, was het gebrui
kelijk dat scheepsbouwers een paar jaar
'geld onder het schip' lieten zitten. Voor
het eerst gebeurde dat in 1905 toen schip
per Rienk Lieuwes van der Veen uit Ter-
herne het tjalkschip Landmans Welvaren
huurde, een skütsje dat op 20 oktober
1905 was gemeten en met afmetingen van
14,91 x 3,37 m een laadvermogen had van
27,027 scheepston. Van der Veen ging een
huurcontract aan voor 15 jaar. De totale
huurprijs van ƒ1.475,- moest in jaarlijkse
termijnen van ƒ100,- worden afbetaald.
De schipper voer 'op 'e skea', voor eigen
risico, en met een bij elke aflossing groei
end eigendom.
Als na afloop van het huurcontract aan
alle contractuele verplichtingen was vol
daan kon Van der Veen het schip voor 1,-
Skütsjes (staal links, hout rechts) voor scheepstimmerwerf De Hoop. Op de helling een
Westlander, 1905 Foto: A. de Jong. Collectie Jan van der Boom