17
Skütsje de Jonge Rein (1907) van Erik
Jonker, behorend tot de IFKS-vloot
Foto: Wiep Wierda
een laadvermogen van 30,057 scheepston
met afmetingen van 17,19 x 3,65 m. Het
kreeg dezelfde illustere naam als het eer
dere schip van Van der Veen, Landmans
Welvaren. Het 'leasebedrag' was nu voor
een circa 3 ton zwaarder schip ƒ1.000,-.
De aflossing bleef ƒ100,- per jaar.
Ook deze huurtermijn zou de schipper
niet uitdienen. Nog geen vijfjaar later, in
1915, kocht hij van de Gebroeders Roorda
van werf De Piip in Drachten het schip De
Jonge Pieter, dat later als de Gerben van
Manen voor Heerenveen vele kampioen
schappen in de SKS-vloot zou winnen.
Het eerdere schip van Van der Veen
werd al in 1911 doorverhuurd aan carrou
selhouder Jacobus Walon uit Leeuwarden.
Hij huurde Landmans Welvaren voor 14
jaar tegen een huurprijs van ƒ1.400,-.
Van de drieëntwintig skütsjes, waarvan
het inmiddels bekend is dat ze op deze
werf zijn gebouwd, zijn veertien getra
ceerd.
Verhuur van vrachtmotorschepen
In Zuid-Holland, onder de rook van Delft,
verhuurden Johannes en Jan veel staal-
ijzeren vrachtmotorschepen van het type
Westlander, een type motorvrachtschip
met een rond geveegd achterschip, een
sterk voorover hellende voorsteven en pas
ontstaan bij de opkomst van de kassen-
cultuur.
Scheepswerf De Roos en Van der Meijden aan het Blokkepad in verval
Deze schepen zijn speciaal gebouwd voor
de smalle vaarten waarbij ze gemakkelijk
korte bochten moesten kunnen maken.
De schepen zijn vlak en relatief smal voor
hun lengte van circa 16 meter en hebben
geen gangboorden. De doorvaarthoogte
is door de vele bruggen in het Westland
beperkt tot maximaal 1,50 meter. De
Westlander vervoerde paardenmest en
later zand, kolen en tuinbouwproducten
van en naar Delft langs de trekvaartroute
naar het Westland.
Schoonzoon Hendrik Jan Piet van der
Boom, getrouwd in 1937 met Jan van der
Meijdens dochter Hendrina Johanna, ging
eind jaren dertig speciaal naar het West
land om geld te vorderen van tuinders die
niet hadden betaald voor het door hen
aangekochte schip. Jan van der Meijden
had deze drive niet; hij zei dan vaak: 'Ach,
die mensen hebben het ook zo moeilijk'.
Dit ondanks de crisisjaren die ook zijn
invloed had op de werf. Deze schoonzoon
was van oorsprong kleermaker en begon
een herenkledingzaak op de Stationsweg
in Leeuwarden (nu Van der Kam Heren
mode).
Veel Westlanders zijn net als skütsjes
later gebruikt als woonboot en door lief
hebbers weer teruggebracht in de oor
spronkelijke staat.
Voordat begonnen werd met de bouw
van dit type schip werd door Jan van der
Meijden een houten schaalmodel gemaakt
volgens de stapelmethode: vijf op elkaar
gelijmde, in vorm gezaagde plankdelen.
Op een werkbankje in zijn schuurtje,
eerst aan de Oldegalileën en later aan de
Willem Sprengerstraat, maakte hij niet
gedetailleerde modellen. Alleen de vorm
van de romp was te zien met berghout en
naar binnen vallende boeisels. Ook voor
andere scheepstypen als motorjachten,
deed Jan dit veelvuldig. Nadat de werf
gesloten was maakte hij voor zijn kleinzo
nen nog vaak scheepsmodellen om ermee
te varen in de Dokkumer Ee.
In 1909 werd het vrachtschip Prinses
Juliana aan schipper Hendrik de Blois
uit Schipluiden verhuurd. In deze plaats
stond de werf hoog aangeschreven en
meerdere schippers kwamen bij de werf
om een schip te huren, maar ook uit
Rozenburg en Honselersdijk vonden ze de
weg naar Johannes en Jan.
In de moeilijke jaren twintig werden nog
twee staalijzeren vrachtmotorschepen op
de werf gebouwd, in 1923 de Maria Petro-
nella en in 1925 de Twee Gebroeders. Er
is bij HCL nog een tekening aanwezig
waarop de fundatie van de motor is aan
gegeven.