29
zoals met kerst, met klimopbladen van
het lijkenhuisje.
Het bezoek komt binnen, waaiert uit
over de zalen. De soldaat zit bij het meis
je van dertien, houdt haar hand vast. Ze
vrijen een beetje, een heel klein beetje.
De kinderzaal is vol moeders, vaders
en cadeautjes, al is het maar een beetje
snoep, of een banaan. 'Neem je ook wat
voor mij mee?' vraagt Jannie. Ze moet nog
wachten tot zes uur, dan zit de dienst van
de zuster van de polikliniek er op, komt ze
zoals elke avond even bij Jannie en kijk
eens aan, ze heeft wat meegenomen.
Zes uur, de drukte is over, er loopt nog
maar een handjevol verpleegsters rond.
In de isoleercel, achteraf, trapje af, is een
man onrustig. 'Tot in de hoogste hoogten
en de diepste diepten', roept hij met vlak
ke stem. 'En in de verste verten', vult een
zuster aan. In het kale kamertje daarbo
ven kan de oude mevrouw het horen, die
daar, o zo mager, ligt te wachten, met
uitzicht op de gevangenismuur met de
getraliede vensters. Dat zijn toch twee
treurige kamertjes, met de geluiden uit de
isoleercellen, geschreeuw, gehuil, gevloek,
je zult er je laatste dagen maar doorbren
gen. De zusters zullen haar straks voor
de nacht heel voorzichtig verzorgen, haar
wonden van het doorliggen, haar zo pro
beren neer te leggen dat ze geen of minder
pijn heeft.
Tien uur, de nachtzusters doen de ron
de. De gediplomeerde oudste zal straks
tegen de twee van beneden zeggen: 'Het
mag wel niet, maar kom maar boven zit
ten, het is rustig.' Als ze over een tijdje
getrouwd is gaat ze meehelpen in de zaak
in de oude binnenstadstraat met het har
nas achter de deur. Dan gaat ze witte
frontjes en kanten kragen en lubben van
toneelkleren strijken. Daar heeft ze zin
aan. Maar vannacht zal ze in de kleine
uurtjes blijven zitten met haar handwerk
en aan de anderen vragen of ze even dit
willen doen en dat en alle vier zullen alles
voor haar doen omdat ze zo aardig is.
Kerstmis
Met kerstmis werd er een orgeltje in de
gang gereden, de deuren van alle zaaltjes
stonden open en wij zongen met aarzelen
de stemmen bij dat orgeltje kerstliederen.
Daarna gingen we de patiënten wassen,
ik werkte boven op een vrouwenzaal
tje dat uitkeek op het Blokhuisplein. In
de verte hoorde je blaasmuziek van het
Leger des Heils. Je zag en hoorde ze dich
terbij komen, keurig in het gelid en op het
Blokhuisplein sloegen ze met een kaars
rechte hoek linksaf naar de brug voor de
gevangenis, het hek ging open en sloot
weer achter hen. De poort zwaaide open
en al blazend liepen de heilssoldaten de
gevangenis binnen, waarna de poort na de
laatste muzikant onmiddellijk weer werd
gesloten. Het was een hartverscheurend
tafereel, waar ik van rillen moest.
's Middags was er een kerkdienst in de
grootste zaal, de zaal voor dertien man
nen. Bedden werden opgeschoven, bij
geschoven, een paar brancards werden
binnengereden, stoelen bijgezet voor de
lopende patiënten, het zaaltje was bom
vol. De dienst begon en toen de dominee
preekte viel het woord 'zonde' herhaalde
lijk, nog eens en nog eens en ik kreeg toch
zo'n zin om te zondigen! Plotseling horen
we een stem van een toehoorder: 'ik moet
pissen.' Niemand reageert en nog eens
klinkt het: 'ik moet pissen.' Gauw een uri
naal gehaald, nou gauw, gescharrel om
bij de deur te komen, een heel gedoe. Een
zuster is onderweg, maar komt te laat
terug. Het drinkglas van de patiënt staat
op zijn kastje, heldergeel gevuld. Onder
tussen preekt de dominee onverdroten
door over de zonde en nog eens over de
zonde.
Operatiekamer
Word ik naar de operatiekamer gestuurd,
het laatste waar ik zin aan heb en nu wordt
de patiënt ook nog plaatselijk verdoofd. Ik
moet een praatje met hem maken om hem
af te leiden. Doe nou toch gewoon narcose
zoals anders. Bijkomen met een bewaker
voor de deur, op de brancard over het
Blokhuisplein en hup door het hek op de
brug en door de poort, gaat toch altijd pri
ma? Een buurjongen uit de gevangenis,
wat moet ik daar nu tegen zeggen, een
praatje, ik word al rood als ik er aan denk,
drie paar oren die meeluisteren. Wat nog
een jonkie, hooguit twintig. Geen lachje
terug, o, wat knijpt hij hem.
Daar snijden ze al, haken met die
klauwtjes in het vlees om de wond open
te houden. Zou interessant zijn, daar bin
nen. Niks voor mij, mensen moeten dicht
zijn. Ja dokter, ik hoor u wel, kom zuster,
Kinderafdeling van het Stadsziekenhuis in de jaren '20