La, it 18 De studeerkamer van Mr. M.E. Hepkema (rechts) in februari 1914 in het huis Willemskade 12 haal mèt feiten. Daar waar het zijn pril ste jeugdherinneringen betreft zal ik niet willen of durven uitmaken waar objectie ve verslagen ophouden en verontwaardi ging, wanhoop en frustratie hun intrede doen bij het vertellen. Immers, bijna alle gebeurtenissen uit mijn deel 1 spelen zich af in de besloten gezinssituatie, zonder getuigen. En zo die er waren, hebben ze er geen verslag van gedaan of moeten ze thans putten uit herinneringen, die na zo veel jaar onderhevig zijn aan ver vaging en derhalve niet geheel objectief. Het geschrift is de waarheid van Jaap, de wereld volgens Jaap Hepkema. Anders is dat in deel 2, waar Marnix Koolhaas veel elementen uit Jacobs verhaal heeft kun nen toetsen aan andere documenten, ter wijl ik zelf veel fragmenten uit dit deel heb kunnen verifiëren aan de hand van onder andere het digitaal archief van de Leeu warder Courant en het boek Beschaafde vooruitgang van Marcel Broersma. Ook op de vraag 'hoe was Jaap zelf?' is geen eenduidig antwoord te geven. Hij bleef ongehuwd en in zijn memoires zijn daartoe verschillende oorzaken aan gevoerd: bij het aanschouwen van zijn naakte moeder concludeerde hij 'voor de rest van mijn leven heb ik daaraan een traumatische aversie tegen vrouwelijk naakt overgehouden, hetgeen werd ver sterkt door de slechte huwelijksrelatie van mijn ouders'. Ook zijn zwakke gestel zal een rol hebben gespeeld: 'op mijn 14e kreeg ik blijvend last van een verstopte neus, op mijn 18e van platvoeten, op mijn 25e werd ik kaal en op mijn 27e impotent. Bovendien was ik stygmatisch.' Op het artikel in Sportwereld (zie deel 2) reageert een lezer uit Leeuwarden: 'Mijn moeder was jarenlang dienstmeisje bij de Hepkema's. Zij beschreef Hepkema als een écht mens, zonder poeha. Zijn huwe lijk was slecht. Ook mijn vader kwam veel bij Hepkema over de vloer. Hij had mijn moeder daar leren kennen. Samen met Hepkema dronk hij menige borrel in het souterrain. Volgens mijn moeder was zoon Jaap een verwend joch, dat nergens voor deugde...' Als reactie op het eerste deel in Leovar- dia schreef mij een klasgenoot van Jaap op het stedelijk gymnasium: 'Ik herinner mij ook nog een compliment dat Jaap mij eens maakte, na afloop van een les. Het was geestig, bewonderend en plagend tegelijk. Het had mij altijd verbaasd dat zo'n intelligente jongen was blijven zit ten. Totdat ik, kort na het overlijden van Jaap's vader, van een Leeuwarder fami lielid een en ander over deze man hoorde. Ik begreep hoe Jaap daaronder geleden moest hebben en dat verklaarde voor mij zijn zitten blijven.' Ik sprak met Josefïen Copini, die jaren lang nabij Jaap heeft gewoond, zij in de Prins Hendrikstraat, hij op de Wil lemskade, en zij herinnert zich hem als een vriendelijke, hartelijke man, die erg gesteld was op de buurkinderen. Voor sommigen was hij als een tweede vader. Hoe het ook zij, memoires met een der gelijke gefrustreerde afkeer jegens ouders komen we, zeker in onze lokale geschiede nis, slechts sporadisch tegen. Het vraagt psychologische deskundigheid om een analyse te maken van het hoe en waarom ervan. Gezien zijn uiterst nauwkeurige manier van archivering en overdracht naar Tre- soar wist de zoon dat zijn geschiedenis eens in het familiearchief zou worden gevonden. Is het bedoeld als postume afrekening van de jonge met de oude Hep kema? Voer voor psychologen, waarop een reactie van Dirk Huizinga op het artikel in de VPRO Nieuwsbrief misschien al afkeu rend preludeert: 'De memoires van Jaap Hepkema zeggen meer over Jaap zelf dan over zijn vader Mindert. Mensen die Min dert kenden, hebben aangegeven niets te herkennen in het beeld dat Jaap schetst van zijn ouders. Om het wat ouderwets, want Freudiaans, te zeggen: Jaap leed aan een Oedipuscomplex dat hij nooit heeft weten te overwinnen. Tenminste is duidelijk, dat van de sterke competenties van zijn voorouders, hij vooral het tegen deel bezat.' In het januarinummer brak Kees Cath, bevriend met Jaap en met diens ouders, een lans voor de Hepkema's. Misschien moeten we de memoires van Jaap tegen het licht houden van wat in de slotalinea's door Cath werd aangevoerd: 'in fraachstik hat trije kanten: jo kant en myn kant en de jüste kant.' Zie de interessante verhandeling Vervolging, vernietiging, literatuur van Samuel Dresden, winnaar van de P.C. Hooftprijs 2002

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2011 | | pagina 20