2
op de wijkkaart van 1876. Tussen het
toenmalige Stads Arm- of Verzorgingste
huis en het hoekpand nr. 59 aan het Rui-
terskwartier stonden toen nog zes wonin
gen, waaronder het huis nr. 10, waar
Hendrik Draaijer in 1827 werd geboren
noodverordening binnen 24 uur ter aarde
moesten worden besteld. Zij zullen hun
laatste rustplaats op het Oldehoofster-
kerkhof hebben gevonden dat toen nog in
gebruik was. Woning en huisraad zullen
vervolgens met een oplossing van chloor
kalk en bruinsteen in zwavelzuur door
beroking zijn ontsmet. Waarschijnlijk
hebben naaste buren van de kinderen
het kerkelijk armbestuur ingeschakeld
dat zich vervolgens over hen heeft ont
fermd.
Hoewel Johannes Berkhoven, de groot
vader van de kinderen, op dat moment
nog in leven was - hij overleed op 14 juni
1841 op 82-jarige leeftijd - is zijn fysieke
of geestelijke gesteldheid waarschijn
lijk niet toereikend geweest om voor zijn
kleinkinderen te zorgen. Waarschijnlijk
werd hij, nadat zijn echtgenote Janke
Hendriks Hörter op 11 oktober 1826
was overleden, zelf ook door de armen
zorg onderhouden. Op 10 november 1832
wendden de diakenen van de Nederduits
Hervormde Gemeente zich tot burge
meester en wethouders van Leeuwarden
met het verzoek om de vijf minderjarige
kinderen te laten opnemen in het Nieuwe
Stadsweeshuis. Hierop gaf de rentmees
ter aan binnenvader Lodewijk Andries
Tj aards van het weeshuis opdracht om
zich over de toestand van de kinderen te
laten informeren. Op 19 november bracht
deze rapport uit van zijn bevindingen
aan de voogden en voogdessen van het
Nieuwe Stadsweeshuis. Over de omstan
digheden waaronder beide ouders kort na
elkaar zijn overleden liet hij zich niet uit.
Wel dat Andries en Hendrikje meer dan
twintig jaar onafgebroken als belijdend
lidmaat van de Nederduits Hervormde
Gemeente in Leeuwarden woonachtig
waren geweest. Zij zouden nog niet het
geringste vermogen hebben nagelaten.
Van de kinderen vermeldt hij dat de
oudste dochter Janke 'een wijnig kon
lezen, schrijven en naajen' en dat bij
Christina en Martha 'de verkregen kun
digheden zeer wijnig zijn'. De kinderen
zouden gezond van gestel zijn, uitgezon
derd het jongste kind Johanna, 'welke zie
kelijk en zwak scheind, hebbende thans
kinkhoest'. De vier oudste kinderen zou
den door dr. Fockema tegen de pokken
zijn gevaccineerd. De binnenvader besluit
zijn rapport met de opmerking: 'Het is
voor deze kinderen van belang om onder
eene geregelde opvoeding te komen, uit
hoofde dezelve geene opvoeding gehad
hebben'. Op 20 november volgde de gun
stige beschikking waarbij de Voogden en
Voogdessen van het weeshuis door b&w
werden gemachtigd om de kinderen in
genoemd gesticht op te nemen en te ver
zorgen. Dat de gezondheid van de kleine
Johanna inderdaad te wensen overliet
mag blijken uit het feit dat zij op 26 juli
1838 op 7-jarige leeftijd in het weeshuis
kwam te overlijden.
Als koperslager in de leer
Tot het dagelijks leven in het weeshuis
behoorde, naast het gebruikelijke onder
richt in lezen en schrijven, het zich eigen
maken van een handwerk. Hierdoor
hadden de weeshuiskinderen veelal een
streepje voor op hun nog thuis wonende
leeftijdsgenoten uit dezelfde sociale klas
se, voor wie in de meeste gevallen slechts
ongeschoold werk was weggelegd. In
ieder geval werd er door de leiding naar
gestreefd dat de kinderen, na ontslag uit
het weeshuis, in hun eigen onderhoud
konden voorzien. Zo ook Hendrik, die als
leerjongen werd uitbesteed bij de koper
slager Jan Andries Dudij. Op 29 december
1843 bracht Voogd der Ambachten Pieter
Frangois Martin verslag uit aan de Wees
huisvoogden en -voogdessen van de vor
deringen die de pupillen onder toeziend
oog van hun meesters hadden gemaakt,
waarbij over drie leerjongens een loffe
lijke getuigenis werd gegeven, doch waar
tegenover 'als minder loffelijk' de getui
genis ten opzichte van Hendrik Draaijer
moest worden gesteld. Hij zal het waar
schijnlijk niet in zijn vingers hebben
gehad, zullen we maar aannemen. Na
nog een jaar doormodderen zag Hen
drik er zelf waarschijnlijk ook geen heil
meer in. Blijkens een aantekening in het
stamboek van het weeshuis zou hij op 14
oktober 1844 vrijwillig in militaire dienst
zijn gegaan. Op 16 juni 1850 ontving
Hendrik de buitengewone beloning van
40,-- van het weeshuis, waarna hem
op 23 oktober 1854 volgens aantekening
'voor militair uitzet werd vergund' ten
bedrage van 30,--. Op 2 mei 1855 trad
Hendrik te Amsterdam in het huwelijk
met de 28-jarige Griet van Oort uit Breu-
kelen-Nijenrode. Uit dit huwelijk werd
Johans overgrootvader Gerrit Draaijer
(1855-1904) geboren. Deze huwde in 1874
te Amsterdam met Gerrijtje Laroo (1855-
1924). Hun beider zoon Hendrik Johan
nes Draaijer (1879-1943) was dus Johans
grootvader, naar wie hij werd vernoemd.
LeoVAÏ^£A.k