Het Leeuwarder stadswapen, zoals weer
gegeven in het unieke wapenboek van de
Dokkumer heraldicus Gerrit Hesman
(1661-c.1715)
LiC0Vac^t^i»2
18
omschrijft het als 'de klimmende leeuw
zoals de stad het thans voert'. Daarmee
sluit hij aan bij de formulering van de
Hoge Raad van Adel. Ongetwijfeld moet
hij als archivaris de bijbehorende afbeel
ding onder ogen hebben gehad, maar
nergens schrijft hij ook maar iets over de
staart die naar binnen moet krullen. In
tegendeel, hij verwijst naar een afbeelding
van het secreetzegel van de stad uit 1490,
waarop de leeuw met naar buiten gekrul
de staart voorkomt. We kunnen rustig
constateren, dat de gedachte dat de staart
naar binnen moest krullen bij Eekhoff in
het midden van de negentiende eeuw nog
niet was opgekomen.
Pas na het midden van de negentien
de eeuw krijgt de tekening van de Hoge
Raad van Adel invloed. In 1851 kwam de
Gemeentewet van Thorbecke tot stand.
Een uitvloeisel daarvan was, dat alle
gemeenten een ambtsketen voor de bur
gemeester moesten aanschaffen, met een
zilveren penning waarop aan de voorkant
het gemeentewapen en aan de achterkant
het rijkswapen moest zijn aangebracht.
De Leeuwarder ambtsketen uit 1853 is
het eerste geval, waar de leeuw met een
naar binnen krullende staart is afgebeeld.
Kennelijk heeft men hier de tekening bij
het wapendiploma nagevolgd. Maar het
grootste stedelijke openbare gebouw in de
negentiende eeuw, de in 1880 voltooide
Beurs, kreeg een wapen met de staart
naar buiten.
Exterieur van de in 1765 gebouwde nieuwe Raadzaal, welke wordt bekroond door een
zeer fraai vormgegeven stadswapen. De leeuw met naar binnen krullende staart is van
hout vervaardigd