Leova^uM
5
Bleekvelden op drie uitsneden van 17e-
eeuwse profielen van Leeuwarden
In 1686 is een aan de gasthuisbleek
velden grenzend terrein aangewezen als
bergplaats van het Leeuwarder stadsvuil.
Kennelijk heeft het stadsbestuur er toen
geen rekening mee gehouden, dat de bij
de verwerking van het afval niet te ver
mijden (turf)aswolken een negatieve
invloed zouden hebben op de resultaten
van de blekerij. Toen in 1723 vergun
ning werd verleend tot vernieuwing van
een belendend wagenhuis, is er wel als
voorwaarde gesteld, dat daarin geen vee
mocht worden gestald, 'opdat het water
aan de bleeck behoorende door jarre niet
magh worden bedorven'.
Het Sint Anthony Gasthuis zag zich in
1797 gedwongen tot de verkoop van 'een
royaale bleek' bij de Wirdumerpoort van
2,5 pondemaat. Nieuwe eigenaars werden
voor ƒ2367,50 de gebruikers, twee broers
Osinga, van wie de familie het bedrijf ter
plaatse heeft voortgezet. De opmeters in
1832 (huis, zomerhuis, plaisirtuin, bleek,
water behorende bij de bleek, moestuin)
noteerden een oppervlakte van 0,74 hec
tare.
Einde van de bleken
Elders reeds eerder gangbare chemische
bleekstoffen vonden in de Friese con
treien eerst in de 19e eeuw geleidelijk
toepassing. De vertrouwde hulpmiddelen
bij de natuurbleek - verzuurde melk, wei,
groene zeep en potas (aan houtas ont
trokken kaliumzouten) - maakten plaats,
eerst voor bleekwater en waterstofperoxi
de, later voor enzymen en steeds effectie
vere chemicaliën.
De nieuwe procedees en de toenemende
lucht- en watervervuiling leidden het
einde in van de bleekvelden. Het terrein
van de voormalige gasthuisbleek is na
1867 verkaveld en bestemd voor woning
bouw. De daar verrezen Klanderijbuurt
is inmiddels weer gesloopt en in 1989
vervangen door een parkeergarage. Niets
herinnert daar nog aan de vele lijnwaden,
die er eeuwen aaneen aan zon en wind
werden blootgesteld. Het is dan ook geen
wonder, dat de beschrijvers van het Ge
zicht op Leeuwarden niet goed raad wis
ten met de 'lange banen stof'.
ia'Vï£i