KENNISGEVING.
LiC0Vac^t^i»2
22
BURGEMEESTER en WETHOUDERS ran
Leeuwarden brengen ingevolge het bepaalde
bp artikel 8 der Hinderwetter kennis van
het Publiekdat door ben bij besluit van
1 Juli j.l.no. 1bij wijze van proef tot
uiterlijk den len October van het jaar 1901
vergunning ie verleend aan de Naamlooie
Vennootschap BE LEEUWARDER STOOM-
CARTONFABRIEEgevestigd te Leeu
warden en hare rechtverkrijgenden, tot het
hebben en exploiteeren van een Stoom-
Stroocartonfabriek in het perceel plaatse
lijk gequoteerd Potmarge no. 3 te Leeuwarden,
zulks onder voorwaarden;
A. Wat betreft de inrichting.
B. Tegen brandgevaar.
C. Tegen verspreiding van Stof
en Boet.
D. Wat betreft het Afvalwater.
Leeuwarden den 3en Juli 1899.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
A. RÖELLBurgemeester.
P. A. BERGSMA Secretaris.
Advertentie Leeuwarder Courant,
5 juli 1899
In 1899 fabriceerde de fabriek per week
360.000 kilogram strokarton, met name
verpakkingsmateriaal voor Engeland. De
gebroeders Sigismund Charles en Max
Charles Witting waren daar de handels
agenten. In 1881 kochten zij samen met
de heer L. Pilger Lzn. te Haarlem 3/9
aandelen in de fabriek.
Op 15 mei 1873 bij een bezoek aan
Leeuwarden heeft Z.M. Koning Willem
III 'een bezoek gebragt aan die belangrij
ke industriële inrigting en met de meeste
belangstelling bezigtigd'. Op de wereld
tentoonstelling te Parijs in 1889, waarin
ook de Eiffeltoren werd voltooid, werd
een inzending van de fabriek bekroond
met een zilveren medaille. De inzending
bestond uit een Korinthische zuil van
350 kilo strokarton, hoog 4.60 meter,
op een voetstuk van losse bladen kar
ton met een gewicht van 650 kilo. Aan
voor- en achterzijde droeg de zuil een
rijk versierd schild van gebrand karton,
met aan de ene zijde het opschrift 'Leeu
warder Stoomcartonfabriek Cartonnerie
te Leeuwarden, directeur J.J. Kuipers'
en aan de andere zijde 'Witting Brothers
Londres E.C., 49 Cannonstreet'.
Het productieproces
De vruchtbare kleigronden, met name
in Groningen, waren zeer geschikt
voor graanbouw. Het grote overschot
aan stro werd slechts voor een gering
deel gebruikt, onder andere in de vee
teeltbedrijven of tuinderijen. Voordat
de strokartonfabricage een aanvang
nam werd het overblijvende grootste
deel verbrand. De strokartonfabriek in
Leeuwarden was voor zijn benodigde
stro hoofdzakelijk aangewezen op het
stro afkomstig uit deze gebieden van
Groningen en voor een klein deel op die
uit het noorden van Friesland.
De bij de fabriek aangevoerde stroba
len werden eerst naar een hakselma
chine gebracht, die de balen in kleine
stukjes van een paar centimeter hakte.
Vervolgens werden deze naar een kook-
apparaat, in de vorm van een grote
ijzeren bak met een doorsnede van 4 a
5 meter, getransporteerd. Onder toe
voeging van kalkmelk (gemaakt van
gebluste kalk) ter bevordering van het
zogenaamde 'gaar' worden, werd het stro
hierin gestampt. Het kookapparaat werd
vervolgens afgesloten met een groot dek
sel, dat met schroefbouten werd vastge
zet. Daarna werd stoom ingebracht en
draaide het kookapparaat zolang om een
as tot het stro 'gaar' was. Hierna ging
het gekookte stro naar een grote ronde
bak, de 'Kollergang', waarin twee ronde
stenen stonden, de 'Kollerstenen'. De ste
nen draaiden om een as in de bak, waar
door het gekookte stro onder toevoeging
van veel water werd gemalen. Na afloop
van het malen werd aan de onderkant
van de bak een ventiel geopend en liep
het gemalen stro naar de Hollandermo
len om daar onder toevoeging van weer
veel water nog fijner te worden gema
len. De stro-pap ging vervolgens via een
goot naar de papbak (stofkuip), waarna
de pap op de strokartonmachine kwam.
Bij het begin van de machine werd de
brij gedragen door een koperen zeef,
ter ontwatering, en liep vervolgens op
vilten dekens in een eigen baanbreedte
van voldoende vastheid naar met stoom
gevulde ronddraaiende cilinders, die de
stro-papbaan deden drogen.
Kollersteen, op 23 mei 1984 geplaatst bij de ingang van Eska Gaphic Board, de opvolger
van N.V. Cartonfabriek Beukema Co. aan de Meint Veningastraat in Hoogezand