LiCOVac^t^i.2
32
Het schoolbestuur van Mariënburg in 1923 - Foto: boek Mariënburg 1923-1989
'de schorsing wegens wanbeleid (beweerd
werd dat het om financiële malversaties
ging) van de eerste directeur in 1925,
gevolgd door ontslag in 1927'. Men kon
toen niet voorzien dat het archief van de
Leeuwarder Courant vele jaren later zou
worden gedigitaliseerd en ons leert wat er
aan de hand was.
Het bestuur schorst en ontslaat
Het bestuur, dat stond onder voorzitter
schap van dominee H. van Eyck Heslinga
uit Berlikum, schorste in 1925 Leendert
Blom ter overbrugging van de opzegter
mijn van 3 maanden voor ontslag. Hem
werd autoritair optreden verweten, zijn
optreden zou schade berokkenen aan de
naam van de school en het onderwijs en de
wijze van gezagshandhaving zou de har
monie onder de leraren verstoren.
Het beroep dat Blom hiertegen bij de
Commissie van Beroep van de Vereni
ging Christelijk Volksonderwijs te Den
Haag had aangespannen werd door hem
gewonnen en het bestuur moest hem
onder juridische dwang opnieuw toela
ten tot de school. Reden voor het school
bestuur om zich nu aan te sluiten bij de
Provinciale Commissie van Beroep in
Frieschland, die uiteindelijk na veel juri
dische strijd besloot de schorsing te ver
nietigen, maar het ontslag, met ingang
van 1 december 1927, te handhaven. Was
de commissie van beroep in Den Haag
volledig onafhankelijk, in de Provinciale
Commissie wist voorzitter Van Eyck van
Heslinga zich gesteund door de voorzitter
H. Tromp en de secretaris J.L. Oosterhof,
beide bestuursleden van Mariënburg ten
tijde van de eerdere schorsing van Blom
en dus zeer nauw betrokkenen bij het con
flict. Daarmee had Blom geen schijn van
kans op een eerlijk proces. Het was dus
inmiddels een slepende zaak geworden
waarin ook de ouders en leerlingen zich
mengden.
Tot de overwegingen bij de uitspraak
behoorde onder andere het optreden van
de directeur ten aanzien van de Buma-
school, later Willem Lodewijkschool.
Buiten zijn bestuur om had Blom aan de
hoofdinspecteur van het lager onderwijs
bericht dat de leerschool niet aan de wet
telijke eisen voor een leerschool voldeed.
Deze mededeling had volgens de commis
sie voor zowel zijn bestuur als dat van de
leerschool tal van onaangename gevolgen,
waaronder ook financiële. Het optreden
zou volkomen in strijd zijn met de behar
tiging van de aan Blom toevertrouwde
belangen en met het nakomen van zijn
verplichtingen. Deze affaire was in 1925
de aanleiding om Blom te schorsen.
Bij de mondelinge behandeling had de
inspecteur van het lager onderwijs ver
klaard dat Blom ongeschikt was om lei
ding te geven aan deze kweekschool van
wege het gemis aan tact in de omgang met
het personeel en het bestuur. De commis
sie liet buiten beschouwing de eigenaar
dige wijze waarop de directeur de leer
lingen voor zich wist te winnen en de
rol van de zogenaamde oudervereniging,
die de positie van de directeur tegenover
het bestuur eerder had verzwakt dan
versterkt. Wel in de behandeling aan de
orde, maar niet opgenomen in de overwe
gingen voor ontslag was het verwijt dat de
slechte examenresultaten aan Blom gewe
ten werd.
Opmerkelijk, maar misschien ook ken
merkend voor de krampachtigheid van
het bestuur, was dat collega's die Blom
wilden ondersteunen de opdracht kregen
alleen te verschijnen als ze werden opge
roepen door de commissie en niet op uit
nodiging van Bloms advocaten.
Het geval van de leerschool behoeft een
nadere toelichting. De Bumaschool had
bij monde van het bestuur aangegeven
dat het slechts een oefenschool wilde zijn
voor leerlingen van Mariënburg onder
verantwoordelijkheid van de kweekschool
en geen leerschool die aan allerlei voor
waarden moest voldoen. Toen evenwel in
1925 bleek dat een leerschool en de bege
leidende onderwijzers recht hadden op
een financiële vergoeding, werd door het
bestuur en het hoofd van de Bumaschool
aan Blom gevraagd om de formulieren in
te vullen als ware de school geen oefen
school, maar leerschool. Blom weigerde dit
en stelde de hoofdinspecteur van de han
delwijze op de hoogte met de opmerking
dat de school niet voldeed aan de eisen te
stellen aan een leerschool. Daarmee werd
hij persona non grata bij de leerschool,
wat ook zijn weerslag had op Mariënburg,
want Buma was tevens docent Duits op de
kweekschool en maakte Blom het functio
neren onmogelijk.
Hierboven zijn de formele gronden
genoemd, maar zoals zo vaak speelden er
ook hier zaken, die zich niet lenen voor
juridische maatregelen, maar die onder
huids wel van groot belang zijn in een con
flict. Blom werd door het bestuur verwe
ten een hautaine en autoritaire houding
aan te nemen tegen zijn collega's. Kortom:
het boterde geheel niet tussen leraren en