9
niet ingegrepen omdat de gemeente van
mening was dat tegenover de aanpak van
het probleem een alternatief moest komen
om extra bergruimte te krijgen; een alter
natief dat niet geboden kon worden.
Een brief van 10 juni 1966 van het
Woningbedrijf aan het college van b&w
illustreert ook de geleidelijke teruggang:
'De voormalige bewoner van Linnaeus
straat X, heeft deze woning zonder achter
lating van een adres in een uitgewoonde
toestand achtergelaten. Na opruimen
van rommel en puin, is de schade opge
nomen. De tussenmuur van woonkamer
en slaapkamer is er uitgesloopt, kozijnen
en deuren zijn vernield of beschadigd, het
elektra moet worden vernieuwd en diverse
houtwerken moeten worden geschil
derd. Ook behang en sauswerk dient te
worden verricht.'
Bijzonder scherp was een brief geda
teerd 15 augustus 1969 van de gemeen
tepolitie aan de burgemeester. 'De wonin
gen aan de Linnaeusstraat en die in de
onmiddellijke nabijheid daarvan gele
gen straten worden over het algemeen
bewoond door asociale gezinnen. In die
buurt worden veel honden, pluimvee en
konijnen gehouden, hetgeen nog al eens
overlast ten gevolge heeft. Tevens wonen
er in die buurt verschillende personen die
menen dat er gedurende het weekend voor
hun maar één soort van vertier is en wel
het zich te buiten gaan aan het overma
tig gebruik van alcoholhoudende drank.
Dikwijls wordt er dan in die huizen veel
lawaai gemaakt en zodra dit ten burele
wordt gemeld, wordt dezerzijds getracht
hieraan een einde te maken.'
Vanaf 1972 versnelde het verval. Er
De Linnaeusstraat, in 1975 gezien in ooste
lijke richting naar de Egelantierstraat
was steeds meer sprake van achterstal
lig onderhoud, 'suboptimaal gebruik van
vuilniszak en reinigingsdienst' en minder
gewenste vormen van bedrijvigheid aan
huis (autosloop, lompenhandel, prostitu
tie). De verhuur van leegkomende wonin
gen werd opgeschort. Een kleine selectie
van krantenkoppen: 'Politie pakt schut
ter', 'Boze Leeuwarders ramden elkaars
auto tot schroot', 'Buurt verhindert poli
tie aanhouding', 'Buren slaags', 'Man
bedreigt politie', en op Eerste Paasdag
1975: 'Leeuwarder bij ruzie doodgestoken'.
Het aantal aangestoken branden groeide
enorm. Waren er in 1972 'slechts' een tien
tal meldingen, in 1976 was dat aantal al
binnen twee maanden bereikt.
De problemen namen toe, de leegstand
eveneens. Op 1 oktober 1973 waren 40
gemeentewoningen in de buurt niet ver
huurd, een paar maand later al 70. Het
'A-woord' (afbraak) werd al uitgespro
ken. In afwachting van nadere besluiten,
werden door de gemeente diverse leeg
staande woningen dichtgetimmerd om
vandalisme tegen te gaan; alweer een
reden voor de 'zittende' huurders om ook
weg te trekken.
De menging van de 'saneringsnoma
den' en de oorspronkelijke bewoners van
de Linnaeusbuurt leidde tot een botsing
van levensstijlen. De vanzelfsprekend
heden voor de ene groep verschilden van
die van de andere groep. Daar waar de
ene hechtte aan een verzorgd interieur
en een nette voortuin, achtte de andere
groep een tuin juist handig voor stalling
van een (sloop)auto of caravan en kon een
kapotte ruit ook met een stuk board dicht
gemaakt worden. 'Contact met politie is
Dichtgetimmerde woningen aan de Linnaeus-
straat in 1976
Foto: Leeuwarder Courant
een schande' versus 'contact met politie
is normaal'.
Een autosloopbedrijf op de hoek van
de Linnaeusstraat en de Mathijsenstraat
riep veel weerstand op. De tuin naast en
achter het woonhuis werd als opslagter
rein gebruikt en de sloopauto's stonden
in beide straten geparkeerd. Bericht van
maatschappelijk werker Jan Dobbinga en
opbouwwerkster Liesbeth Bolier (opvolg
ster van Henk Wubbolts) in 1976: 'Sinds
het Woningbedrijf voor gebruik elders,
pannen van de daken gehaald heeft, staat
het sein op groen voor klandestiene privé-
slopers... In combinatie met de geheel lege
zijstraten en de achterliggende Linnaeus-
straat, biedt nu ook de Marathonstraat
een troosteloze aanblik. Dichtgespijkerde
huizen, ingegooide bovenramen en ver
wilderde tuintjes zijn daar voorbeelden
van. Achter de huizen is het ronduit een
rotzooi, voor een deel veroorzaakt door
verpauperde buurtbewoners die geen
correctie meer krijgen van wat sterkere
buren die vertrokken zijn. Een aandeel
in de rommel wordt ook geleverd door
niet-buurtbewoners die hier groot vuil
komen dumpen.'
In de Linnaeusstraat was de meeste
leegstand, waren de meeste verhuisbe-
wegingen en stonden de woningen met
de meeste gebreken. De woningen in de
Boerhaavestraat waren in het bezit van
woningcorporatie Sint Joseph, van iets
jongere leeftijd en met een gunstiger inde
ling. Sloop van die woningen en die in de
Marathonstraat was minder noodzake
lijk, maar onder andere vanuit steden
bouwkundige overwegingen voor de hand
liggend. De woningen aldaar werden als
het ware meegesleurd in het verval van de
rest van de buurt.
Voor en na de afbraak werden diverse
bewoners ondergebracht in woningen in
de Wielenpolle en in De Meenthe.
Huurderscomité
'In de gevarenzone', zo noemde het in 1972
opgerichte huurderscomité Linnaeus-
straat en omgeving zich, niet geheel onbe
grijpelijk gezien de staat van de buurt en
de aangekondigde huurverhoging. Er was
sprake van een verhoging van 7%, na eer
dere huurverhogingen van 15% en 10% in
eerdere jaren. Het comité vertegenwoor
digde de huurders uit de Linnaeusstraat,