LiC0Vac^t^i»2
11
deeld. Dat ging niet zonder slag of stoot.
Ter discussie stond de volgende motie:
'De raad van de gemeente Leeuwarden
spreekt als zijn mening uit dat situering
van industrieterreinen in het oosten, ten
noorden en ten zuiden van de Froskepolle
ongewenst is en verzoekt het college ter
reinen hiervoor te zoeken in de buurt
van de huidige industrieterreinen in het
westen'. In de discussie allerlei argumen
ten pro en contra: 'extra luchtverontrei
niging van industrie aan de westkant',
'afWisseling van woon- en industriegebied
is prettig' (dan kan de arbeider sneller bij
zijn werkterrein komen dan in het geval
alle industrie aan één kant van de stad
zou zijn), 'gemis van een tweede rond
weg', 'aan de westkant van de stad lopen
we tegen de gemeentegrens aan', 'behoud
van de Froskepolle' en dergelijke. Het col
lege merkte op dat door spreiding meer
keuzemogelijkheden geboden werden om
dicht bij het werk te wonen. Uitbreiding
aan de oostkant kon zonder annexatie van
grondgebied van een buurgemeente; een
belangrijk argument, omdat de gemeente
zich geen langdurige procedures kon per
mitteren in de beschikbaarstelling van
nieuwe terreinen. Ontsluiting van nieuwe
terreinen achtte het college aan de oost
kant van de stad eenvoudiger te realise
ren dan aan de westkant. Ook vóór een
oostelijke uitbreiding van industrieter
rein sprak dat de reeds aan de oostkant
van de stad gevestigde industrieën in dat
geval betere mogelijkheden tot uitbreiding
zouden hebben. Ten aanzien van eventu
ele luchtverontreiniging wees het college
op de voortschrijdende technieken en op
te verwachten wettelijke maatregelen.
Bijzonder in dat verband was dat de wet
houder later in de discussie opmerkte dat
de Froskepolle gunstig gelegen is wat de
windrichting betreft!
De Hemrik
In 1968 werd de voorbereiding van een
bestemmingsplan gestart. In de eerste
plannen werd nog uitgegaan van een
nieuwe oostelijke rondweg over het Woud
mansdiep, de Froskepolle en het Van
Harinxmakanaal. Planontwikkeling werd
als urgent gezien omdat de westelijke ter
reinen geleidelijk volliepen. De groeiver
wachtingen waren hoog. Op basis van
de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening
moest Leeuwarden rekening houden met
een inwonertal in het jaar 2000 tussen de
125.000 en 250.000. Industrialisatie bleef
nodig om het nieuwe aanbod van goed
opgeleide arbeidskrachten op te vangen
en te voorkomen dat zij wegtrokken. Ook
de toenemende mechanisering en automa
tisering dwongen tot het aantrekken van
bedrijven.
Planontwikkeling werd ook als urgent
gezien om vestiging van grote bedrijven
mogelijk te maken. 'Leeuwarden kan
geen plaats bieden aan een bedrijf dat
20, 30 of 40 hectare zou willen hebben',
stelde burgemeester Brandsma in 1969.
'Het industrieterrein Schenkenschans is
grotendeels uitgegeven en aan de Hemri-
kerpolder is nog niet begonnen. We zullen
op korte termijn daarvoor geld van de
provincie moeten hebben, anders valt er
een hiaat in de industriële ontwikkeling
en dat zou dan ten koste gaan van Fries
land'. De gemeente zou de komst van 'een
grote vis' toejuichen: 'Een groot bedrijf
heeft meer kader en dat is een welkome
aanvulling op een bevolkingsgroep die in
Leeuwarden verhoudingsgewijs te klein
is'. Wethouder Heetla: 'Eigenlijk zou je
zo'n gebied als de Hemrikerpolder moeten
kunnen laten liggen tot dat er een grote
industrie op af komt.' Geruchten over
mogelijke grootschalige vestigingen, zoals
van een vrachtautofabrikant, autofabrie-
ken (Nissan, Volkswagen), Draka (Draad
en Kabelindustrie) voedden dergelijke
gedachten. Tot daadwerkelijke grootscha
lige vestiging kwam het echter niet.
De structuurnota 1971 gaf aan dat eind
1969 circa 170 hectare industrieterrein
in gebruik was. Uitgaande van 150.000
inwoners zou de totale terreinbehoefte
289 hectare bedragen. Bij 116.000 inwo
ners, zouden er 5000 arbeidsplaatsen bij
moeten komen en zou ontwikkeling van de
Hemrik afdoende zijn. Bij 150.000 inwo
ners zou extra terrein aan de westkant
noodzakelijk worden.
De daadwerkelijke ontwikkeling van de
Hemrikerpolder tot bedrijventerrein de
Hemrik, startte in 1971 met het opbren
gen van een zandpakket. Dat was later
dan gehoopt, doordat de aankoop van
gronden meer tijd kostte dan verwacht en
subsidiebijdragen (ministerie van Econo
mische Zaken) op zich lieten wachten.
De uitgifte van de Hemrik zou schoks-
gewijs verlopen, veelal samenhangend
met de conjunctuur. Een aarzelende start
begint in de jaren zeventig, mede door de
toen nog matige ontsluiting. Eind jaren
zeventig waren er forse jaarlijkse uitgif
ten (15 tot 20 hectare per jaar), gevolgd
door een duidelijke terugloop begin jaren
tachtig, met bijvoorbeeld in 1984 uitgifte
van 1 hectare! Rond 1985 vond een licht
herstel plaats, vooral door verplaatsing
van een aantal bedrijven uit de stad (De
Boer stalinrichting, Centrale Bibliotheek
dienst, Van Ruiten, Frico en anderen). In
die periode, met verplaatsing van bedrij
ven vanuit woongebieden naar bedrij
venterreinen, was bodemverontreiniging
van de voormalige (fabrieks)terreinen een
actueel (én kostbaar) thema. De tweede
helft van de jaren negentig liet een sterk
herstel zien (jaarlijks ongeveer 10 hectare)
leidend tot het geleidelijk vollopen van de
Hemrik.
De Hemrik is geen klassiek industrie
terrein, maar vooral een modern gemengd
bedrijventerrein. Gaandeweg vestigden
zich bijvoorbeeld garagebedrijven die van
wege de bereikbaarheid, de grondprijs
en uitbreidingsmogelijkheden, elders in
de stad op problemen stuitten. Ook werd
meer ruimte geboden aan detailhandel
(bouwmarkten, sport- en kampeerzaken
en zo meer) en - kleinschalig - werden
woon-werk combinaties mogelijk gemaakt.
De infrastructuur (weg, water) op en
naar het terrein zou gaandeweg sterk ver
beterd worden. Tot een aftakking van de
spoorlijn is het overigens nooit gekomen.
Newtonweg en -park
Begin jaren tachtig werd door de gemeente
een behoefteonderzoek uitgevoerd naar
industrie- en bedrijventerreinen. Een
nieuwe locatie zou eind jaren tachtig aan
de westzijde van de stad moeten komen,
aansluitend aan de bestaande terreinen
aldaar. Een nieuwe locatie werd nodig
geacht als aanvulling op de Hemrik, voor
bedrijven die qua omvang en geaardheid
daar ook minder goed zouden passen.
Rond de Newtonweg, bij de TOP-locatie
(Tijdelijke Opslag Plaats voor vervuilde
grond) werd in 1990 een terrein ontwik
keld van ongeveer 40 hectare voor afval-
verwerkende bedrijven. Dit Newtonpark
werd de eerste in een reeks van (uitein
delijk) vier nieuwe bedrijfslocaties aan de