LiC0Vac^t^i»2 27 Het pand van de Coöperatieve bakkerij Excelsior in 1933 of wandelend werd doorgebracht. Vaak gingen de gezellen voor het eten nog een bittertje drinken en een partijtje biljarten. Dat eerste ontaardde wel eens in het drin ken van jenever tot men blauw zag. Toch kwam alcoholisme onder bakkersgezel len weinig voor. Uit de enquête: 'Gezellen hebben geen gezinsleven, 's nachts moeten ze werken en overdag slapen. De lange werktijd zorgt er voor dat de knecht van het werk in bed en van het bed naar het werk gaat. Alleen 's zondags schiet er tijd over'. Als dit nu gepaard ging met een goede beloning, maar nee, die was zeer slecht. Bij de bepaling van de loonhoogte in de 19e eeuw doen zich enkele problemen voor: er zijn te weinig gegevens en die ver schillen per streek en per stad. Veel gezel len werkten nog in het kleinbedrijf, waar het loon deels in nature werd uitbetaald via kost en inwoning. Schaars onderzoek noemt een loon van ƒ1,- per dag, dus onge veer ƒ6,- a ƒ7,- per week. Tussen 1870 en 1910 zien we een loonstijging die geraamd wordt op 70%. Voor Leeuwarden komt de staatsen quête tot de volgende cijfers: in 1871 en 1872 gemiddeld zeven tot tien gulden, bij de coöperatieve bakkerij achteneenhalve gulden. In 1891 betaalde broodfabriek De Hoop negen tot twaalf gulden, Van den Berg negen en Meinsma zeven tot negen gulden, bij een stedelijk gemiddelde van zeven gulden. Er werd wel gezegd: 'te weinig om van te leven, teveel om van dood te gaan'. Na 1905 zijn er veel loon- acties gehouden, wat resulteerde in een wettelijk minimumloon van 16 gulden per week in 1913. De strijd van de Leeuwarder gezellen Hierboven zagen we al, dat de belabberde werk- en leefomstandigheden van de bak kersgezellen een actief verzet in de weg stonden; ze hadden er gewoon geen ener gie voor. Dat veranderde in het laatste kwart van de negentiende eeuw, toen de arbeidersbeweging meer van zich deed spreken. Ik beperk me tot de jaren 1890 1910, de cruciale periode waarin verzet uiteindelijk resulteerde in een relatief betere positie van de bakkersgezel. In 1890 deed de Vereniging van Leeu warder Bakkersgezellen een poging om de overmatige werkduur enigszins verkort te krijgen met steun vanuit de burgerij. Een groot aantal ingezetenen uit alle rangen en standen plaatsten hun naam op een lijst, ter inzage gelegd bij boekhandelaar H. van Belkum op de Voorstreek, om met de wens van de gezellen in te stemmen en ze te steunen. De uitslag van een overleg met de patroons was echter erg onbevredi gend. Van de dertig patroons verklaarden zich maar twaalf bereid om een werkdag van niet meer dan twaalf uren in te voeren. Een jaar later hield de vereniging in Zaal Van der Wielen een vergadering, waarbij Pieter Jelles Troelstra het woord voerde over zijn onderzoek in Leeuwarden met als titel Bakkerstoestanden hier en elders. Zijn conclusie was 'dat vooral nachtarbeid, gemis aan zondagsrust, de overdreven arbeidsduur en de lage lonen de toestand van de bakkersgezel beneden het laagste peil van een menswaardig bestaan doen zijn', waarna hij pleitte voor coöperatie, overleg met en tussen patroons, werken aan de openbare mening, vakbewegingen, werkstakingen en staatszorg. De aanwe zigen zagen de staatszorg als enige weg om de nachtarbeid af te schaffen, de zon dagsrust in te voeren en de werkdag tot maximaal twaalf uren beperkt te krijgen. Er werd een motie aangenomen, gericht aan de commissie voor de staatsenquête, luidende: 'de bond van bakkersgezellen te Leeuwarden acht afschaffing van de nachtarbeid in hun vak noodzakelijk en hoopt dat er pogingen worden aangewend om daarvoor hulp te krijgen van de staat'. In 1894 richtte de bond zich met een verzoekschrift tot de Tweede Kamer om voortgang te maken met de behande ling van het wetsontwerp voor betere werktijden voor de bakkersgezellen, ter wijl de gezellen in Amsterdam (waar het tot bestormingen en gevechten kwam), Utrecht en Den Haag in staking gingen waardoor er geen vers brood te koop was. Alleen de staking in Den Haag resulteerde in de bereidheid van de patroons om de zondagsrust in te voeren. Via een groot aantal ingezonden stuk ken in de Leeuwarder Courant van vooral huisvrouwen, kregen de eisen van de Leeuwarder gezellen steun vanuit de bur gerij, waaronder van de schrijfster Trui Jentink. De teneur van deze stukken was: als de nachtarbeid in stand wordt gehou den om ons 's ochtends een warm brood te bezorgen, zijn wij mede schuldig aan de slechte arbeidsomstandigheden. Ter illustratie een citaat uit een ingezonden stuk van 1 november 1896: 'Wij mogen de

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2014 | | pagina 29