I .::i__ T tar LiC0Vac^t^i»2 4 i V": fcK)f I i:JC. ■-■"'] j c- n. n r*rv De door Stadsarchitect Jan Nooteboom in 1769 vervaardigde opmetingstekeningen van de kelder en de sepulture de problemen die zijn weduwe Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau met de Leeu warder magistraat kreeg over de grafkel der, die zij zonder toestemming behoorlijk liet uitbreiden en verdiepen. Daardoor ontstond er instortingsgevaar voor de Grote Kerk en wateroverlast. Het conflict leidde tot de oplossing, dat er bouwkun dige voorzieningen werden getroffen om instortingsgevaar te voorkomen. Hendrik Casimir II werd al met al, van wege de wateroverlast, niet in de kelder begraven, maar boven de grond bijgezet in het vertrek ten noorden van het koor. Deze in steen overwelfde ruimte, die na de Reformatie van 1580 was gedeformeerd tot een barenhok, werd nu ingericht tot zoge naamde 'sepulture', waarin ook de latere vorstelijke bijzettingen plaats vonden. In een grafboek van de Grote Kerk zijn opmetingstekeningen uit 1769 bewaard gebleven van de kelder en de sepulture.5 Stadsarchitect Jan Nooteboom tekent in de sepulture duidelijk de rijk versierde sarcofaag, die we nu ook in detail kennen door de gravures van Petrus Aeneae. Duitse invloeden Eerder signaleerden wij al eens de ver wantschap tussen de verhoogde stad houderlijke gestoelten in de Leeuwarder Wester- en Grote Kerk uit 1694/1695 en de 'fürstenlogen' in Duitsland.6 Invloed uit Duitsland, Oostenrijk en de Scandina vische landen is er ook naar Leeuwarden toe geweest, wat betreft de loden sarcofa gen met rijke versieringen. Bekende voor beelden zijn die in Potsdam, in de Kapu- zinergruft in Wenen en in de dom van Roskilde, maar ook dichterbij in Aurich of zelfs in Harkstede. In Nederland worden ze verder zelden aangetroffen. Wel in de Koninlijke grafkelder in Delft, maar zonder uitbundige versieringen. Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau, de echtgenote van Hendrik Casimir II, zal in 1696 de opdracht hebben gegeven tot de vervaardiging van de sarcofaag voor haar man. Na zijn overlijden ver trok zij naar haar paleis Oraniënstein in Dietz. Daar ligt zij in de hofkapel bij het oude slot begraven in een buitengewoon indrukwekkende sarcofaag van marmer. Ze werd niet naast haar man in Leeuwar den ter ruste gelegd. Was dat omdat ze in Dietz stierf of had ze het zo bepaald, omdat ze in Leeuwarden zoveel moeilijk heden had gehad om haar man een waar dige begraafplaats te kunnen geven? Noten: 1 Wim Dolk: P.D., D.L. en Johan Schoorman. In: It doe yn't hjoed wer woun - Liber amicorum voor Sytse ten Hoeve, (Sneek 2001), 55-62 2 Piet Bakker: De Friese schilderkunst in de Gouden Eeuw (Zwolle /Leeuwarden 2008), 167 3 Johannes van de Bosch: De Heeren Stadhouderen van Vriesland...,(Leeuwarden 1770), 83. 4 Nationaal Archief, Den Haag. Familie-archief Collot d'Escury (1.10.21) inv. nr. 208. Vriende lijke mededeling van prof. dr. Johan de Haan te Den Haag. 5 Historisch Centrum Leeuwarden. Joh. Schaafsma: Inventaris van het archief van de Nederlandse Hervormde Gemeente Leeuwarden (72), nr. 1605 6 Sytse ten Hoeve: Twee stadhouderlijke gestoelten te Leeuwarden. In: De Vrije Fries, deel LI (1971), 68-77

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2014 | | pagina 6