LiC0Vac^t^i»2
6
De industriehal van de firma P. Huisman Bakkerijgrondstoffen aan de Marshallweg, circa 1965
Foto: Anneke Bleeker
van het nieuwe kanaal, omdat daarmee
de bereikbaarheid voor schepen tot 1000
ton mogelijk werd gemaakt. Dat belang
werd tot uitdrukking gebracht met een
gemeentelijke bijdrage van ƒ1,5 miljoen
in de aanlegkosten. In 1950 maakte de
gemeente plannen voor een westelijke
aantakking op het Van Harinxmakanaal
en voor een industriehaven ten noorden
van de spoorlijn Leeuwarden-Harlingen.
Bij de opening van het Van Harinxmaka-
naal in 1951, was de directe aansluiting
overigens nog niet gereed. Aanleg van
de oostelijke aantakking startte in 1953.
Samenhangend daarmee werd een nieuwe
spoorbrug over de Greuns gerealiseerd.
In 1946 werd het Economisch Techno
logisch Instituut Friesland ETIF opge
richt. Deze belangrijke instantie leverde
- mede op basis van tal van onderzoeken -
(bedrijfs)economische adviezen, adviezen
over de planning van bedrijventerreinen
en dergelijke. In 1949 adviseerde het ETIF
de gemeente Leeuwarden om in aanvul
ling op de toenmalige voorraad circa 50
hectare industrieterrein te ontwikkelen
(uitgaande van een prognose van 98.000
inwoners in 1970).
In 1948 was er, naast de vestigingen
verspreid over de (binnen)stad, indu
strieterrein en industriële bedrijvigheid
in het oosten van de stad (bijna 30 hec
tare) tussen het Nieuwe Kanaal, de Tijnje
en de Potmarge, ongeveer 25 hectare aan
weerszijden van de Harlingervaart (rond
het spooremplacement), circa 2,5 hec
tare langs de Dokkumer Ee. Van oudsher
waren er veel kleinere (ambachtelijke)
bedrijven in de woongebieden gevestigd en
grotere vestigingen langs de grachten en
kanalen. Met name aan de oostkant van
de stad werden terreinen intensief benut.
De bestaande terreinen liepen vol.
Industrialisatie
De noodzaak van industrialisatie werd
door het gemeentebestuur erkend, juist om
emigratie tegen te gaan en om de levens
standaard te verhogen. Eind jaren veertig
werden diverse acties ondernomen. Door
een grondruil met de provincie kreeg de
gemeente de beschikking over voor indu-
strie bestemde terreinen aan de Sneker-
trekweg. Ook rond de toenmalige spoor-
haven werden terreinen overgenomen
van de Nederlandsche Tramweg Maat
schappij NTM. Met diverse gegadigden
werd onderhandeld en pogingen werden
ondernomen (vooralsnog vergeefs) om een
centraal industriegebouw te stichten.
Er werden echter nog geen grote com
plexen industrieterrein ingericht, gezien
de grote investeringen die dat zou vergen
en de onzekere ontwikkelingen. De peri
fere ligging van de stad, de matige bereik
baarheid en de weinig concurrerende
grondprijzen ten opzichte van de omge
ving, lagen ten grondslag aan die voor
zichtige houding. Daar tegenover stelde
de gemeente de grote hoeveelheid goed
kope en geschoolde arbeidskrachten, de
mogelijkheden voor agrarische industrie
en het perspectief van aansluiting op het
'grootscheeps vaarwater', het Van Harinx-
makanaal.
'Iedere industrieel kan bij de gemeente
terecht', aldus het college. Maar begin
jaren vijftig werd geconstateerd dat het