18
school geopend op industrieterrein-west,
de Ampèrestraat. Juist daar, om het con
tact met de industrie te bevorderen en
gezien de gunstige ligging ten opzichte
van spoor- en busstation.
De Stichting Friesland voor Maatschap
pelijk Werk signaleex'de begin jaren vijf
tig het vraagstuk van meisjes die direct
van de schoolbanken in de fabriek komen.
'Zullen deze meisjes immers later voor hun
taak als huisvrouw en moeder berekend
zijn, dan zal men ze hiervoor door middel
van cursussen enzovoorts moeten vormen
en opleiden'. Ruim tien jaar later bleek uit
personeelsadvertenties in ieder geval een
sterke vraag: 'flinke nette meisjes' voor het
vcrpakkingsatelier van Douwe Egberts in
Leeuwarden (1961); 'Aan alle vrouwen die
geld willen verdienen', een aanbod van de
Blikfabriek (1964); 'meisjes van 17 jaar
en ouder kunnen bij de VSF werk vinden
waarin ze plezier hebben, omdat de
typisch vrouwelijke eigenschappen, zorg
en nauwgezetheid, hun hier bijzonder van
pas komen. Dit lichte, schone werk kan in
korte tijd worden aangeleerd'(l) (1964).
Halverwege de jaren zestig speelden
enkele industrieën, zoals CCF, Frico,
VSF, Casolith en de Blikfabriek, met de
gedachte om buitenlandse krachten aan
te trekken. Tegenover de krappe lokale
arbeidsmarkt stonden echter bezwaren
als aanpassingsmoeilijkheden (taal, voe
ding, cultuur) en de vluchtigheid van het
personeelsbestand. Uiteindelijk zouden de
aantallen gastarbeiders beperkt blijven
tot enkele tientallen bij de grote bedrijven.
De Blikfabriek haalde in 1970 een groep
binnen, met speciale huisvesting in een
pension aan de Willemskadc.
Veelbesproken 'vestigingsobstakels',
als het Friese nationalisme en de twee
taligheid, bleken in werkelijkheid geen
probleem. De heer Ritzema van Ikema,
topman van de Condens en Frico, roemde
eind jaren vijftig juist de Friese en Leeu
warder werknemers voor hun betrokken
heid, trouw en inzet. Hoe trouw en betrok
ken ook, de vijfdaagse werkweek die begin
jaren zestig in opmars kwam, werd alom
door het personeel zeer goed ontvangen.
Mede door de krappe arbeidsmarkt
was de gemeentelijke inzet halverwege
de jaren zestig vooral gericht op gekwali
ficeerde arbeid. "Wij hebben geen belang
bij industrieën met een grote hoeveelheid
ongeschoolde arbeid en arbeid voor vrou
welijk personeel waar weinig scholing
voor nodig is', stelde burgemeester Van
der Meulen.
Al in de jaren veertig ondervond de
industrie moeilijkheden bij huisvesting
van het personeel. Arbeidskrachten woon
den vaak op grote afstand van het werk en
verbleven daarom in pensions of pendel
den. Het ministerie van Wedex'opbouw en
Volkshuisvesting bood bedrijven de gele
genheid om voor hun gehuwde of in onder
trouw staande arbeidskrachten die in en
pension moesten verblijven, aanvraag te
doen voor beschikbaarstelling van wonin
gen.
Pendelen bleef populair en werd extra
gefaciliteerd door de bouw in 1951 van het
station Achter de Hoven/Julianastraat,
waar tweemaal daags een trein ('klompen-
trein') stopte ten behoeve van arbeiders,
met name uit de Woudexx, die werkzaam
waren bij industrieën aan de oostkant van
de stad, zoals Condens, Koopmans, Blikfa
briek, Casolith en Van Slooten.
Balans
De groei van het aantal industriële
arbeidsplaatsen in Leeuwarden was
tussexx 1950 en 1958 'slechts' 600, ter
wijl deze in de periode 1959 tot en met
1964 (de 'kernjaren' én hoogconjunctuur!)
maar liefst 2500 bedroeg. Het ging echter
xxiet alleen om nieuwe arbeidsplaatsen
bij nieuwe vestigers. Zeker ook de reeds
langer in de stad gevestigde bedrijven ont
wikkelden zich sterk, met de Condens als
markant voorbeeld.
De verdere groei van de industriële
sector zorgde voor een lichte stijging van
het inwoneraantal, hoewel nog steeds de
huisvestiixgsxnoeilijkheden vertragend
werkten. Arbeidskrachten uit de regio
bleven dan ook pendelen, nog teveel jon
geren vertrokken uit de regio. Na een aan-
vaxxkelijk stei'ke opleving van de belang
stelling voor vestiging en uitbreiding van
industrieën in Leeuwarden, verzwakte
dat effect wel weer enigszins. Rond 1965
kwam de iixdustriële groei tot stilstand.
Het aandeel van de industrie in Leeu
warden ten opzichte van de totale Friese
industrie bleef hangen roixd de 24%. Dat
neemt niet weg, dat het aantal industriële
arbeidsplaatsen in Leeuwarden met 60%
was gegroeid in de periode 1950 (4800) tot
1965 (7700). In diezelfde periode nam het
inwoneraantal slechts met 10% toe.
Het aantal nieuwe vestigingen nam na
de kemaanwijzing toe ten opzichte van de
naoorlogse periode tót die aanwijzing, met
VSF, Oude Delft, Penn Controls en Saun
ders als belangrijkste. Enkele nieuwko
mers, bijvoorbeeld de nevenvestiging van
Douwe Egberts, zouden echter binnen
korte tijd de productie in Leeuwarden
alweer beëindigen.
Van groot belang voor de (industriële)
ontwikkeling van de stad was iix ieder
geval de uitvoering van het gemeente
lijk urgentieprogramma, opgesteld om
de kernfunctie goed in te kunnen vullen.
Of Leeuwarden er meer uit had kunxien
halen is niet eenvoudig aan te geven. De
stad was decennialang zeer matig bereik
baar (de enige hoofdstad zonder vier-
baansweg), waaxdoor het nadeel van de
perifere ligging alleen maar groter werd.
Tekorten op de arbeidsmarkt (kwantita
tief en kwalitatief) zullen belemmerend
gewerkt hebben, net zoals de soms gun
stiger vestigingsvoorwaarden elders in de
provincie. De langjarige, eenzijdige inzet
van de gemeente op sociale woningbouw
is wellicht ook van negatieve invloed
geweest. De timing van ontwikkeling van
industrieterreinen was achteraf bezien
soms minder gelukkig. Natuurlijk had ook
Leeuwai'dexx veel eerder eexx snelwegloca
tie moeten kunnen aanbieden, maar dan
moet die snelweg er eerst wel zijn.
Het aandeel van de industriële werkge
legenheid in het totaal is in de naoorlogse
periode sterk verminderd. De financiële
en zakelijke dienstverlening zijn vanaf
de jaren zestig sterk opgekomen, even
als het openbaar bestuur, onderwijs en
andere. Traditionele vormen van indu
strie zijn verdwenen of getransformeerd
tot moderne productiebedrijven. Nieuwe
ontwikkelingen komen op, met robotise
ring, game-industrie en dergelijke.
1 De (industriële) bedrijven zijn in dit artikel
gerubriceerd onder 'verplaatsers', 'vertrekkers',
'nieuwkomers' en dergelijke. Die indeling is dis
cutabel vanwege diverse overlappingen, maar
geeft wel enige ordening in een lange lijst. Ren
lijst die overigens verre van compleet is. Dat
hoeft ook niet, kan ook niet en zou erg complex
zijn door fusies, overnames, naamsveranderingen
et cetera.