Uit een tweetal, kort na Philip Hendrik's vlucht voor het Leeuwarder Nedergerecht door crediteuren ter registratie aangebo den obligaties, blijkt overduidelijk een aanzienlijke schuld. Zo bekende Philip Hendrik op 3 augustus 1792 dat mr. J. Munniks aan hem had afgestaan de door eerstgenoemde voor 10.550 caroligulden gekochte en betaalde zathen land van de Heren Heioma te Fochteloo, Appelscha en Langedijk. Philip Hendrik had hiervan bij de overdracht 'slechts' 550 caroligulden voldaan. De resterende som van 10.000 caroligulden zouden in twee termijnen van 5000 caroligulden elk en tegen een jaarrente van 4 procent op 1 mei 1793 en 1 mei 1794 worden voldaan. Beide termij nen werden door de zwager van Philip Hendrik en Georgina voorgeschoten en voldaan, waarvoor zij de onderliggende schuldbrief gecedeerd kregen. Als borg voor de twee voorgeschoten termijnen gaven Philip Hendrik en Georgina de betreffende zathen en landen in onder pand. Zoals hier onder zal blijken moes ten de geldgevers tussen begin 1803 en eind 1806 - dus bijna vier jaar - procederen aleer zij het onderpand mochten opeisen ter voldoening van de door hen voorgescho ten termijnen. Uiteindelijk werden de drie percelen op 9 maart 1809 ten huize van Matthijs Schurer, kastelein in 't Regthuis te Makkinga bij executie verkocht. Overigens heeft Philip Hendrik voor afgaand aan de koop ook nog korte tijd in Ooststellingwerf gewoond getuige de inschrijving op 19 september 1790 in het lidmatenregister van de nederduits gere formeerde gemeente Makkinga: De Hoog Edele Gestrenge Heer Philip Hendrik Nering Bögel, Ontvanger Generaal, inge komen met attestatie van Utrecht. Op 12 augustus 1792 voegde zijn echtgenote - op 6 juni 1788 op belijdenis des geloofs als lidmaat in Leeuwarden aangenomen - zich bij hem. Georgina wordt dan Hoog Edel geboren Vrouwe genoemd, betgeen een adellijke afkomst suggereert. Zij wordt overigens op 9 juli van dat jaar in Leeuwarden al uitgeschreven. In Leeu warden vinden we Philip Hendrik niet als lidmaat terug. Dit zou er op duiden dat hij in Utrecht is toegetreden als lidmaat. Ook opmerkelijk is, dat zij volgens de kerke lijke administratie niet weer zijn terugge keerd in Leeuwarden. Bezittingen en schulden Het was een bekend verschijnsel dat leden van de Friese adel, dan wel zij die zich hiermee associeerden, gedurende de zomermaanden op hun buitenhuizen in de provincie verbleven en 's winters, wanneer de wegen onbegaanbaar waren en vaar ten soms wekenlang waren dichtgevroren, zich terugtrokken op hun winterverblijf in de steden, alwaar ze zich konden laven aan het culturele leven. De familie Lycklama a Nijeholt bezat in het Fries-Drentse grens gebied eveneens uitgestrekte veenderijen. Het zou niet ondenkbaar zijn dat Philip Hendrik en Georgina in het voorjaar van 1793 ongemerkt vanuit Makkinga de wijk naar het buitenland hebben genomen. De andere (ongedateerde) obligatie ten name van Philip Hendrik en Georgina behelsde een in 1782 kort na hun huwelijk aangegane lening van hun respectieve lijke schoonvader en vader van maar liefst 28.000 caroligulden. De som was voorge schoten op voorwaarde dat deze 10 jaar na dato in één keer zou worden afgelost. In de tussenliggende jaren zou slechts over 8.000 caroligulden ieder jaar twee- eneenhalf procent rente hoeven te worden betaald. Deze bedragen zijn dan ook jaar lijks van 1783 tot en met 1792 keurig door Philip Hendrik en Georgina voldaan. Over het totale bedrag van 28.000 caro ligulden behoefde pas na verloop van de hiervoor genoemde tien jaar een rente van eveneens tweeënhalf procent te worden betaald voor ieder jaar dat de crediteu ren in gebreke bleven. Al met al zal er per 1 mei 1793 dus een schuldenlast inclusief te betalen interest hebben bestaan van om en nabij de 39.000 caroligulden, een voor die tijd astronomisch bedrag. Redenen te over dus voor Philip Hendrik om - waar creatief boekhouden geen soelaas meer bood - alle schepen achter zich te ver branden en de wijk naar het buitenland te nemen. Nadat duidelijk was geworden dat de corrupte Ontvanger-Generaal geens zins van plan was terug te keren naar Leeuwarden en zich te laten arresteren, lieten de schuldeisers beslag leggen op de boedel. Hierbij traden de notarissen Petrus Wierdsma en Franciscus Bavius op als curatoz-en bonorum. Het onder de hamer gebrachte onroerend goed aan de Grote Kerkstraat, het Heer Ivostraatje en het Sint Jobsleen leverde uiteindelijk 7.278 goudgulden op. Daarnaast zullen ongetwijfeld de nodige roerende goederen en levende have ten behoeve van de cre diteuren zijn verkocht. Of de opbrengst is teruggevloeid in de provinciekas of dat de De Grote Kerkstraat in Leeuwarden ten tijde van de vlucht van Philip Hendrik Nering Bögel 6

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2015 | | pagina 8