LeOVdLT^ LA.il
land, zoals Denemarken, Engeland en Sak-
sen-Anhalt. Ook afgevaardigden van be
stuursinstellingen van de Republiek
verbleven er regelmatig. Bovendien leverde
de herberg - in opdracht van en betaald door
het gewestelijk bestuur - enorme hoeveelhe
den wijn aan de stadhouders. Een daarvan,
Willem Frederik, was er blijkens zijn dagboek
enkele malen te gast. Tekenend voor de sta
tus van de herberg is, dat in Benthem tussen
1639 en 1800 enkel wijn geschonken mocht
worden, geen van de uitbaters vroeg toestem
ming bier te tappen. De faam van de herberg
werd zo groot dat collega-horecaonderne
mers in Dokkum en Harlingen hun etablisse
ment ook 'Benthem' noemden.
Mogelijk werd Jan van Benthem voor zijn
diensten ingeschakeld vanwege zijn nauwe
relatie met het provinciaal bestuur. Op 23 ja
nuari 1582 hadden Gedeputeerde Staten van
Friesland hem namelijk aangesteld als am-
munitiemeester. In die functie kocht hij niet
alleen geweren, munitie en lonten, maar ook
proviand voor de militairen en huurde hij zo
nodig schepen voor het vervoer van de solda
ten en hun uitrusting. De dagelijkse gang van
zaken in de herberg zal dus vooral een verant
woordelijkheid van zijn vrouw zijn geweest.
In de zeventiende en achttiende eeuw was
het overigens tamelijk gebruikelijk dat een
vrouw, al dan niet samen met haar echtge
noot, een herberg bestierde.
Met de aankoop van Voorstreek 36 door Jan
van Benthem in 1594 was het oorspronkelijke
complex dat zich uitstrekte tot de Turfmarkt,
weer in één hand gekomen. Kennelijk waren
beide panden aan renovatie toe, want in 1598
leenden de eigenaars honderd goudguldens
'tot reparatie ende opbouwinge van onse
huijsinge voor ende achter'. Deze lening werd
in 1606 weer afgelost. Enkele jaren daarvoor
was 'het blau huijs recht over de Cancelrie'
weer verkocht. Een aanbouw ervan waarin
zich een 'koken ende brouhuijs' bevonden,
bleef echter eigendom van Jan en Rikst. Ze
brouwden toen dus kennelijk hun eigen bier.
Uit een speciale belasting op de Leeuwar
der haardsteden in 1606 blijkt opnieuw de
omvang van het huis aan de Voorstreek: het
was met maar liefst twaalf haardsteden een
van de grootste van de stad. Uit een enkel,
jaren later gevoerd proces over het al dan niet
roerend zijn van 'coetsen' in Benthem, blijkt
dat er bij de aankoop in 1594 maar liefst
zeven van deze slaapgelegenheden in het ge
bouw aanwezig waren. Daarnaast zal het veel
onroerende, dat wil zeggen bedsteden heb
ben geteld. Helaas is er weinig over de inde
ling en inrichting bekend. In de stukken bij
bovenbedoeld proces is sprake van een 'voor-
zael', een 'achterzael', een 'craeck' en twee
maal van een 'camerke'. De keuken en
brouwerij werden al eerder genoemd.
Jan van Benthem overleed in januari 1607.
Nadat zijn weduwe de herberg nog korte tijd
had voortgezet, droeg ze de exploitatie over
aan haar dochter Berendje en schoonzoon
Frits Meinerts. De laatste was, net als zijn
schoonvader, als ammunitiemeester in
dienst van het Landschap en ook hij en zijn
echtgenote werden door het gewestelijk be
stuur ingeschakeld voor leveranties van wijn
en het onderbrengen en onthalen van belang
rijke gasten. Als lid van de Gezworen Ge
meente maakte Frits Meinerts bovendien van
1605 tot en met 1608 deel uit van het stadsbe
stuur.
Rikst Simons verkocht in 1609 haar huis
aan de Vismarkt aan Hendrik Jans en Ger-
Een nazaat van Pieter van der Geest laat Benthem in 1815 publiek veilen, Otto Entes de Boer verwerft het. Het Fries
Museum bezit enkele schilderijen van zijn zoon Otto de Boer (1797-1856), onder meer een gezicht op de Wortel
haven tegenover Benthem en het hierbij afgebeelde schilderij, gesigneerd en gedateerd met 1851. Het zou de
schilder voorstellen die in een grote stoel in zijn atelier in Benthem zit. Vermoedelijk bevond zijn werkplaats
zich op de verdieping, maar het is de vraag hoe realistisch die ruimte weergegeven is. Zo moet het raam aan
de achterkant, waar een doork'jkje zicht op biedt, al in 1709 dichtgezet zijn. Een opvallend interieurelement is het
dubbele portaal halverwege de ruimte. Collectie Fries Museum