Maria Louise, prinses van Oranje,
prinses van Hessen-Kassel (1688-1765),
landsmoeder in Leeuwarden
Lcovo.'in} LA.il
2 Bearn Bilker
Nu het dit jaar 250jaar geleden is dat prin
ses Maria Louise van Oranje en van Nassau,
geboren prinses van Hessen-Kassel, over
leden is, lijkt het gerechtvaardigd eens aan
dacht te besteden aan deze markante
prinses.
Wij kennen haar meestal als
Marijke Meu, Maaike Muoi
(Tante Marieke), dat wil uit
drukken dat zij een echte
landsmoeder voor de Friezen was. Waarom
juist zij die eretitel heeft gekregen en geen
van haar voorgangers, is al bijzonder. Alle
vrouwen van de Friese stadhouders waren
toch doorgaans sterke vrouwen en veelal ook
wel 'regentes', of voogdes zoals het toentertijd
werd aangeduid, als hun man afwezig, of zoals
in de meeste gevallen, al gestorven was. Dat
geldt voor Sophia Hedwig, gravin van Nassau-
Diez, geboren hertogin van Brunswijk-Wolfen-
büttel, de vrouw van stadhouder Ernst
Casimir, dat geldt voor Albertine Agnes, gebo
ren prinses van Oranje en Nassau, de vrouw
van stadhouder Willem Frederik en dat geldt
voor Henriëtte Amalia, geboren prinses van
Anhalt-Dessau, de vrouw van stadhouder
Hendrik Casimir II. Al deze weduwen van
stadhouders hebben aanzienlijk hun stempel
gedrukt op Leeuwarden, maar geen van allen
zijn lieftozend vanuit de bevolking met een
eigen naam benoemd.
De Friese Nassaus
Hoe kwam een Duitse prinses zo verzeild in
Leeuwarden, waar ze vervolgens liefst 56 jaar
zou blijven? Daarvoor moeten we terug naar
Maria Louise van Hessen-Kassel, circa 1710, door
Louis Volders
het begin van de achttiende eeuw. In Fries
land, Groningen en Drenthe waren de Friese
stadhouders nog immer in hun positie aan
wezig. Dat gold niet voor de rest van de Repu
bliek der Verenigde Nederlanden. In Holland
waren in 1702 de Oranjes uitgestorven met de
dood van stadhouder-koning Willem III. Hij
was een glorieuze stadhouder geweest, die
het opnam tegen de Franse Zonnekoning Lo-
dewijk XIV, en die door zijn moeder en door
zijn vrouw koning van Groot-Brittannië was
geworden. Het echtpaar was echter kinder
loos gebleven en daarmee kwam er een einde
aan de dynastie van de Hollandse Oranjes. De
titel ging over naar de Friese Nassaus, de fa
milie Nassau in Leeuwarden, die tevens Fürst
(prins) van Nassau-Diez, Nassau-Hadamar en
Nassau-Siegen waren. Aangezien dat niet
probleemloos verliep, integendeel, konden
de Friese Nassaus niet meteen de waardighe
den van het stadhouderschap in de overige
gewesten van de Nederlanden overnemen.
De regenten in Holland zagen hun kans
schoon en benoemden geen stadhouder en
zo was daar het Tweede Stadhouderloze Tijd
perk aangebroken.
Wie was in 1702 stadhouder in Friesland?
Dat was de minderjarige Johan Willem Friso,
op dat moment veertien jaar. Zijn krachtige
moeder Henriëtte Amalia, geboren prinses
van Anhalt-Dessau, zwaaide de scepter. Zij
had het niet gemakkelijk. Haar man, Hendrik
Casimir II, was al in 1696 op 39-jarige leeftijd
overleden. Zij moest haar kinderen, zeven
dochters en een zoon, alleen opvoeden. Bo
vendien rustte op haar de verantwoordelijk
heid van de belangen van het Oranjehuis.
Gelukkig was er niets aan te merken op haar
ambitieuze zoon. Hij was in tegenstelling tot
zijn vader leergierig, maar vooral militair zeer
betrokken. Hij volgde opleidingen aan de
universiteiten van Franeker en Utrecht en hij
liep al vrij jong met het leger mee om toch
maar zijn positie van toekomstige stadhou
der in te nemen. Henriëtte Amalia wist dat
alles af zou hangen van haar zoon. Hij moest
in alles uitblinken, zodat op een dag ook de
Hollandse Staten niet om hem heen konden.