rr
Lcovo.'in} LA.il
De laatgotische stergewel^es in de kloostergang
kaarsenkronen. In 1673 is de kerk van nieuwe
verlichting voorzien. Er kwamen twee grote
koperen kronen met achttien armen en vier
met twaalf armen. Op de tekening zijn vier
kronen te zien. De grote kronen hangen in de
twee vakken voor de preekstoel en achterin
de kerk de kleinere. De twee andere kronen
hangen niet zichtbaar ter weerszijden van het
schip in de zijbeuken, vermoedelijk ter
hoogte van de preekstoel.
In hetzelfde jaar werden de banken voor
zien van verlichting. Er werden daarvoor
ruim honderd koperen en ruim honderd ijze
ren blakers aangeschaft. Op de bank rechts
zijn drie te zien. Twee kaarsen staan waar
schijnlijk aan de zijkant van de bank en een
in het midden van het achterschot. Ook voor
de preekstoel werd verlichting aangeschaft.
Aan beide kanten van de kanselbijbel kwam
een houder met twee kaarsen. Een daarvan is
te zien. In 1842 is al dit koperwerk opgeruimd
en verkocht en door voor die tijd moderne
verlichting vervangen, die sindsdien ook al
weer verdwenen is.
Het interessantst is de weergave van de
preekstoel. De preekstoel is een wat hybri
disch geval. Hij zal dateren uit het midden
van de zeventiende eeuw, maar is in 1842 in
grijpend gewijzigd. Het klankbord werd stijl-
getrouw vergroot en kreeg een neogotische
bekroning. De kuip kreeg laat-zeventiende-
eeuwse panelen met houtsnijwerk, die over
gebleven waren toen de stadhoudersbank
werd ontmanteld en op een balkon voor het
koor werd geplaatst. Bij de grote restauratie
in de jaren '70 van de vorige eeuw is de bekro
ning helaas verwijderd, maar zijn de overige
wijzigingen gehandhaafd.
Op de gravure is de preekstoel dus in zijn
oorspronkelijke gedaante te zien, met het
kleinere klankbord en zonder het houtsnij
werk op de kuip. De panelen op de kuip zijn
zelfs helemaal vlak gehouden. Dit is echter
waarschijnlijk een vereenvoudiging van de
tekenaar. Vermoedelijk had de kuip zoge
naamde gekorniste panelen, versieringen
met eenvoudig lijstwerk.
Een aanwijzing daarvoor is de vrijwel iden
tieke preekstoel in de kerk in Joure. Dat is de
preekstoel uit de voormalige, in 1940 afge
broken Galileërkerk aan de Tweebaksmarkt.
Die zal uit dezelfde tijd dateren als de preek
stoel in de Grote Kerk. Deze heeft inderdaad
eenvoudige gekorniste panelen en een klank
bord, dat de grootte van het klankbord in de
Grote Kerk in zijn oorspronkelijke toestand
heeft en dezelfde detaillering.
De bank waarvan het achterschot te zien is,
is vrij zeker de toenmalige bank van de fami
lie Rengers, de rechtsopvolgers van de Cam-
mingha's, die nauw bij de stichting van de
Jacobijnerkerk betrokken waren geweest. Op
deze plaats hadden de Cammingha's hun
graftelder gesticht.
Op de voorgrond is een stenen vloer afge
beeld. Dat herinnert er aan, dat de kerk tus
sen 1842 en 1970 over de stenen vloer met
vele fraaie grafzerken, een houten vloer had.
Rond 1830 was het begraven in de kerken ver
boden en toen kon een even geriefelijke als
saaie houten vloer worden aangebracht.
Theater van Rinske Heemstra
Er bestaat een plattegrond van de kerk met
alle zitplaatsen uit 1835, dus kort voor de ver
bouwing. De kerk is daarop helemaal gevuld
met stoelen en banken. Aan de kant van het
koor staan de stoelen en banken tot halver
wege in het koor. Er is alleen een smal mid
denpad. Maar op de tekening is een open
ruimte gemaakt en zijn de stoelen wegge
haald. Het is als het ware het toneel waarop
de aftocht van Rinske moet plaats vinden.
Rinske staat ook in een dramatische houding,
als op een toneel. Haar kleding werd boven
reeds besproken. Interessant is dat ze een
oorijzer draagt. Vinkeles wilde haar duidelijk
een Fries tintje geven, maar is daarin niet he
lemaal geslaagd. Het oorijzer zit met de band
naar voren op haar hoofd, dus omgekeerd.
Hoe dan ook, dankzij Rinske Heemstra, of
eigenlijk dankzij de avances van meneer Van
Damme, is de Grote Kerk in een ons onbe
kende gedaante voor het voetlicht gekomen.
Met dank aan Sytse ten Hoeve, Gieneke Arnolli en
Ad Fahner.