Lcovo-'in} LA.il 14 Een beschadigd gebouw op het vliegveld, links de grote Junkerhalle, waar het mannenkamp zou verrijzen Er moest ook gewerkt worden binnen of buiten het kamp. Tijdens de werkzaamheden mochten de gevangenen volgens de bepalin gen niet lachen of fluiten. De mannen van het kamp 'woonden' als het ware op hun werk. Het vliegveld bood een troosteloze aan blik van ruïnes, afgebrokkelde muren en ver splinterde balken. Al in september 1944 waren de Duitsers begonnen met het af breken van barakken en het hout naar Duits land te vervoeren voor noodwoningen. Om zo spoedig mogelijk tot normaal gebruik terug te kunnen keren werden zeshonderd arbeiders aan het werk gezet. In overleg met Gemeentewerken werden NSB'ers ingezet. Harterink: 'Gisteren waren we de gehele dag bezig om de rolbaan schoon te vegen en de afwateringsgaten, die door grasgroei waren dichtgeraakt, weer open te maken. Het wijst er alles op, dat binnenkort de KLM zal begin nen te vliegen.' Van particulieren kwamen opdrachten voor het pellen van garnalen, het maken van verpakkingsmateriaal en het monteren van kurken in metalen flessen- sluiters. In het begin kwamen alle zo verkre- gen inkomsten ten goede van het kamp, pas later kregen de mannen zelf een zakcentje. Daarnaast waren er veel werkzaamheden die direct verband hielden met de kamporgani satie, de keuken en de bakkerij. Maar er was niet altijd werk en de verveling was voor sommige mannen soms ondraaglijk. Na het werk of bij gebrek aan werk hielden de mannen ook elkaar bezig. Er werden cursussen gegeven, bonte avonden met liedjes, voordrachten, goochelen. Vaak waren er lezingen, zoals die over film door de vrouw van NSB-arts Van Mervennée van de Noordersingel. Er werd gelezen, geschaakt en een enkele keer werd er buiten gekaatst onder leiding van de gewezen NSB-burge- meester van Menaldumadeel en oud bestuurslid van de kaatsbond, G. de Jong. De grootste afleiding was natuurlijk het bezoek. In de Leeuwarder Courant stond maandelijks een bezoekrooster, opgesteld aan de hand van de eerste letters van de achternaam van de geïnterneerde. Aanvanke lijk was dat slechts eens in de maand, later werd dat verruimd. Het was voor de mannen het belangrijkste contact met de buiten wereld en het bood de kans op binnenge smokkeld voedsel en een aanvulling van de leesvoorraad. Een dagelijks onderwerp van gesprek was de voeding. Vooral direct na de bevrijding was de voedselsituatie weinig rooskleurig en buiten het kamp op de bon. Tot augustus 1945 bedroeg het rantsoen per dag 300 gram brood, 20 gram boter, een kwart liter melk en karnemelk en een liter rats. Als men zwaar werk deed, werd die hoeveelheid wat groter. Beter werd het vanaf juni 1946, toen er een redelijk dieet kwam van 1900 kilocalorieën. Het gebeurde herhaaldelijk dat het eten voor de mannen werd gestolen door medegevan genen en door bewakers, die bovendien gevoelig waren voor omkoping. Het lange verblijf met velen in een kleine ruimte en het lange wachten op berechting, gaf ook aanleiding tot sympathieën en erger nissen over medegevangenen. Harterink: 'Het is kenmerkend, dat een speciale groep, die niet bij de NSB was, zich nu het gemakkelijkst een plaats weet te veroveren. De mensen die

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2015 | | pagina 16