Lcovo.'in} LA.il
Portret van J.W.J. Witsen Elias (1896-1956),
hoofdredacteur van de Leeuwarder Courantvan
1935 tot 1948. Hierna tot aan zijn dood directeur
van Erven Koumans Smeding
Collectie Leeuwarder Courant
dat ruimte moest maken voor de luchtstrijd
krachten. Tot voorjaar 1948 bleef het dienst
doen, waarna de Leeuwarder Werkgemeen
schap zich er vestigde.
We krijgen een goed beeld van het kamp
uit het kritisch hoofdredactioneel artikel van
Witsen Elias in de Leeuwarder Courant van 26
september 1945. Witsen Elias, die we in dit
hoofdstuk blijven citeren, stelde dat men bij
de beoordeling de toestanden in het kamp
moest kennen en rekening moest houden
met de omstandigheid, dat de geïnterneerde
vrouwen in voorarrest zaten en nog niet
berecht waren. Daarom vond hij het toege
staan dat een en ander werd gedaan aan de
culturele ontwikkeling van de vrouwen en
dat amusement in de vrije tijd geoorloofd
was. 'Toen een van de geïnterneerden aan
bood poppen voor een poppenkast te maken
en een spel daarvoor te schrijven en op te
voeren werd dit toegestaan, nadat het door
de kampleiding was gelezen.'
Op 13 september, nationale feestdag, was het
een vrije dag in het kamp, die begon met een
bijeenkomst in de kerk, waarbij de comman
dante vertelde over haar ervaringen in Zuid-
Afrika. Daarbij wees ze op het machts
misbruik, waaronder vooral veel vrouwen
hadden geleden en van daar kwam ze op het
machtsmisbruik van de Duitsers, van welke
gevolgen zij de vrouwen terdege doordrong.
Ze betrok in haar toespraak de herdenking
van de gevallenen en wees op de taak van de
vrouw om in deze wereld het machtsmis
bruik niet aan te hangen, maar te beteugelen.
'De bijeenkomst, die eindigde met gebed, had
grote indruk gemaakt op de aanwezigen en
dit was mede aanleiding om toe te staan dat
er 's middags onderlinge spelen werden
gehouden'.
Drie dagen later vond er een incident
plaats. Er waren door enkele vrouwen
feestelijkheden georganiseerd, die eindigden
met volksdansen in de open lucht. Colen
brander vroeg als dank een hoera uit te bren
gen voor de organisatie, waarop geïnter
neerden spontaan een hulde brachten aan
hun commandante door haar op de schoud
ers te nemen. Op dat ogenblik begon de
wacht aan de ingang van het kamp in de lucht
te schieten om op niet mis te verstane wijze
zijn ongenoegen over het gebeurde kenbaar
te maken. De commandante dacht de wacht
te overtuigen van het ongepaste van zijn hou
ding, maar een dag later rapporteerden de be
wakers Krediet en Schuurmans 'dat het de
vorige avond een janboel was geweest en dat
verschillende voorbijgangers vroegen of het
hier misschien een openluchttheater is in
plaats van een interneringskamp'. De bewa
king was grotendeels uit de illegaliteit voort
gekomen; de meesten hadden in de oorlog
ernstige verliezen geleden in hun familie- en
vriendenkring. Zij vonden dergelijk behan
deling van mensen die het regime, dat zoveel
ellende over hun en het land had gebracht,
hadden gesteund, in één woord verkeerd. Dat
vrouwen, die uit het kamp ontslagen werden,
huilden en het kamp liever niet verlieten,
voerden ze aan als bewijs, dat zij het er toch
wel een beetje al te goed hadden.
Witsen Elias: 'Maar kon het niet zo zijn dat
deze tranen een gevoel van radeloosheid ver
rieden. In het kamp waren de vrouwen gebor
gen, maar waar moesten zij heen zonder huis
met in beslaggenomen inboedel, vaak zonder
familie om hen op te nemen en zonder mid
delen van bestaan? De problemen waren ern
stig en allerminst eenvoudig en werden
verscherpt door de al te trage gang van het
recht. Want kan men het recht noemen dat
vrouwen, die zonder politiek besef, vaak
alleen uit solidariteit met hun man, bij de
NSB zijn gekomen, maanden lang van hun
kinderen gescheiden blijven zonder berech
ting? Kan het mogelijk zijn tot bevredigende
toestanden in de kampen te komen wanneer
zulke en dergelijke gevallen aan eenzelfde
regime onderworpen zijn als vrouwen, die in
koelen bloede talrijke Nederlanders verraden,
en wellicht in de dood gedreven hebben? Ook
ten aanzien van de politieke geïnterneerden
is generaliseren uit den boze, en zélfs de re
denering dat zij toch allen 'fout' zijn geweest,
gaat niet op, indien men daarin niet de mo
gelijkheid wil verbinden om die fout niet
alleen te boeten, maar ook te herstellen. Ook
in dit verband moet de persoonlijkheid der
geïnterneerden in aanmerking worden
genomen. Zoals het nu gaat, moet er wel
ontstemming worden gewekt of omdat er te
toegeeflijk of dat er te streng wordt opgetre
den'.
De situatie in het kamp kan misschien wel
het best gekarakteriseerd worden door te
zeggen dat er twee partijen waren, die niet
persoonlijk tegenover elkaar stonden, maar
die een zeer verschillende kijk hadden op de
zaak: de kampleiding tegenover het bewa
kend personeel, dat oordeelde dat de behan
deling van de geïnterneerden te vriendelijk
was en het regime te slap. Colenbrander legde
de nadruk op het persoonlijk element in de
behandeling en op het bevorderen van de
goede geest, waardoor de vrouwen beter
geschikt werden om op termijn in de
maatschappij terug te keren. Het probleem
waarmee de leiding zat, was dat 'zware' en
'lichte' gevallen bij elkaar zaten. 'Wanneer
men in het kamp komt, valt het op dat een