Lcovo.'in} LA.il klus in 1822 geklaard was en de school in de Bijer van het Sint Anthonijgasthuis kon wor den gesloten. Het bestuur werd opgedragen aan de plaatselijke schoolcommissie, die later de ene school bestemde voor jongens, de andere voor meisjes. Hermanus Habekotté en later zijn zoon Jo hannes bezochten de school aan de Kromme- jat en kregen les van meester Folkertsma. Op 16 juni 1823 bezochten de studenten Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp op hun reis door Nederland de stadsarmen scholen 1 en 2. In zijn dagboek schreef Van Lennep: school 1, waar ruim 400 kinderen in een goed lokaal bij elkaar zaten. Toen ik binnenkwam, meende ik in een tekenacade mie gekomen te zijn, want elk kind zat met een voorbeeld voor zich. De meester, een aardig en zachtzinnig man, liet enige kinderen komen en stelde ze vragen, terwijl hij ons toonde hoe hij ze leerde lezen. Omdat dit papegaaiengeklets mij verveelde voegde ik mij bij oudere meisjes, die brieven moesten schrijven over een opgegeven on derwerp. Ik las die en prees deze oefeningen bij mijzelf, omdat ze niet alleen de stijl vormt, maar ook het karakter openbaart', waarna hij een 'pedagogisch' gesprekje begint met een meisje dat voor haar verjaardag een verlanglijstje had gefantaseerd met zilveren kettinkjes en andere opsmuk. 'Als je zoveel geld had, zou je het dan niet beter kunnen besteden door er schoenen, kousen, hemden en dergelijke voor te kopen?', waarop het meisje dit ondanks haar zelf moest toegeven.' Daarna gaan ze naar school 2: die nog groter en ruimer is dan de eerste, want die is vroeger een Jansenistenkerk geweest. Ik vroeg de kinderen veel over de kaart van Friesland en de grondsoorten en de pro ducten. Daarin schenen zij wel thuis te zijn. Hierna zongen zij op ons verzoek een door ons gekozen lied.' Tot zover het bezoek van de twee gasten. Toen het opvangprobleem voor het grote aantal leerlingen nog niet was opgelost werd er vanaf 1835 jarenlang aan een dubbel zo groot aantal kinderen les gegeven in vier schooltijden, van 's morgens acht tot 's avonds acht uur. En dat terwijl er in 1827 nog een derde stadsarmenschool voor 130 kinderen was ondergebracht in lokalen van het Nieuwe Stadsweeshuis. In 1846 was er een 'hulp-armenschool' nodig in de Ipe Brouwerssteeg als overbrugging naar de vierde stadsarmenschool, waartoe een nieuw schoolgebouw verrees op de Gedempte Kei zersgracht. En nog steeds waren er klachten over het gebrek aan een plaats op de hier bestaande kosteloze scholen. In 1872 had de Raad daarom het lokaal op de Wissesdwinger tot hulplokaal voor de armenscholen aange wezen, maar het kon niet lang in de toene mende behoefte voorzien. Daarom besloot het gemeentebestuur in 1879 om de scholen voor kosteloos onderwijs met één te ver meerderen. Na lange overwegingen werd bepaald, dat de nieuwe school zou staan in de dicht bevolkte buurt van Vliet en Weerklank. Verschillende pogingen om hier een geschikt terrein te verkrijgen leden schipbreuk op de overdreven eisen van de eigenaren, zodat de Raad er uiteindelijk toe overging om een deel van het fraai aangelegde plantsoen aan de oostelijke zoetwatervijver aan de Ooster singel voor dit doel te gebruiken. In oktober 1882 werd de bouw van de lagere school, met bewaarschool voor ƒ44.500,- aangenomen. Dit werd de bewaarschool en lagere school van Liesje Habekotté. Twintig jaar later is de school nog met vier lokalen vergroot en kwam Liesjes jongere zus Geertruida er op school. Het stempel stadsarmenschool was toen verdwenen. Voor de allerkleinste arme kinderen stichtte de gemeente in 1841 een armen school voor kleuters: de Stads Bewaarschool, later uitgebreid tot vier van dergelijke scholen, waaronder die aan de Oostersingel. De armenscholen verdwenen vanaf ongeveer 1850 geleidelijk toen de industriële revolutie een verbeterd opleidingsniveau voor iedereen noodzakelijk maakte. Toch voorzag de onderwijswet van 1857 nog in een indeling van scholen naar stand. Armenscholen, kweekplaatsen tot pligt en orde In het algemeen kun je stellen dat de gemeente armenscholen subsidieerde, omdat men er van uit ging dat hierdoor de kansen van de arme kinderen werden ver groot, zodat ze later beter in het eigen onder houd konden voorzien. Er was ook een diepere motivatie en die kwam voort uit de ideeën van de Verlichting, die streefde naar verheffing van de armen en die voor het on derwijs een belangrijke rol zag weggelegd: door arme kinderen behoorlijk lezen en schrijven te leren ontstond de basis voor economische zelfstandigheid en daardoor een grotere waardigheid. Het volk moest zich weliswaar verheffen uit armoede en onkunde, maar dat mocht niet leiden tot standsverwisseling; wie voor een dubbeltje was geboren mocht dus geen kwartje worden. Een redevoering van de Amsterdamse schoolmeester Jeronimo de Vries tijdens een uitreiking van schoolprijzen in 1832, toont de paternalistische gedachtegang ten aanzien van het onderwijs aan de armen uit die tijd, die niet exclusief was voor Amsterdam en ook in onze stad zou kunnen zijn gehouden: 'Welkom gij behoeftige ouders met uwe kinderen, onze zorg. Welkom. Onderscheid van stand behaagde aan de Hoogste Wijsheid. Wie op deze wijsheid wil inbreken, vertoont een dwaze laatdunkendheid, berispt Hem, die zich niet straffeloos door nietige aard wormen laat bedillen. Om U te beveiligen, meervermogenden, moet men de armen scholen, dat zijn kweekplaatsen tot pligt en orde, voorstaan en ondersteunen. Zonder onderwijs kunnen de behoeftigen geen open bare kennisgevingen lezen, Uwen wil niet verstaan'. Om meer aan de weet te komen over de kwaliteit van het onderwijs in Leeuwarden in de 19e eeuw dan de oppervlakkige opmerkin gen van Van Lennep, kregen we een tip van Wopke Eekhoff in zijn boek Geschiedkundige Beschrijving van Leeuwarden van den vroegsten tijd tot den jare 1846: 'Terwijl dit blad gezet wordt, geeft de Hoogleraar en Schoolopziener T.H. Van Swinderen een werkje in het licht,

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2016 | | pagina 14