Het orgel van de Westerkerk,
uniek in haar soort
Lcovo.'in} LA.il
14 Ad Fahner
'En nu verhieven zich de eerste orgeltoo-
nen ter begeleiding van het lied der ge
meente, en vonden gewis eenen welda-
digen naklank in het hart van velen.' Aldus
de verslaggever van de Leeuwarder Cou
rant op 17 augustus 1847 toen hij verslag
deed van de ingebruikname van het nieu
we orgel in de Westerkerk. Het instrument
werd bij die gelegenheid bespeeld door de
nieuw benoemde organist Klaas Suring-
broek en de organist van de Jacobijner-
kerk, Richeüs R.E. Frank.
In de jaren 1842-1846 werden de drie
kerkgebouwen van de hervormden, te
weten de Grote, de Galileër- en de Wes
terkerk, gemoderniseerd. Dit gebeurde
onder leiding van de architecten Gerrit van der
Wielen (Grote Kerk) en Thomas Romein, die
de Galileër- en Westerkerk mocht verbouwen.
Bij de verbouwing van laatstgenoemd kerkge
bouw kwamen zoveel onvoorziene gebreken
aan het licht, dat bijna van nieuwbouw kan
worden gesproken. Het was eerst de bedoeling
het gebouw inwendig aan de tijd aan te pas
sen, maar omdat het dak en de kap erg slecht
waren werd besloten ook deze te vernieuwen,
zodat uiteindelijk alleen het muurwerk en de
pilaren van de oude kerk bleven staan. Tho
mas Romein brak de topgevels aan de west
kant af. Het nieuwe dak werd afgeknot en
gedekt met pannen en zink. De houten gewel
ven werden vernieuwd in stuc en werden iets
hoger dan de oude houten. Uitwendig werd
het muurwerk aan de zuid- en oostzijde be
pleisterd. Aannemer Johannes Plet nam het
werk aan voor ƒ12.260,- en begon half maart
1845 met de werkzaamheden. Een maand later
kwam er een extra vergadering vanwege de te
genvallers, die ook nog eens ƒ9252,- kostten.
Orgelfront nog in volle glorie. Foto Ad Fahner 1980