Lcovo.'in} LA.il Plaats De commissie was van mening dat het orgel een plaats moest krijgen aan de noordmuur, boven de preekstoel. Op de oude plaats was onpraktisch, vanwege het feit dat de kerk daar grensde aan de woning van jhr. Van Eysinga, het tegenwoordige Patershuis, waar door de blaasbalgen in de kerkruimte onder het orgel moesten komen, met plaatsverlies tot gevolg. Ook op een galerij aan de zuidkant was niet aan te bevelen vanwege diezelfde blaasbalgen, die dan achter het orgel zouden komen, waardoor het veel te ver naar voren zou moeten worden geplaatst en de funde ring van de kolommen onder het instrument 'last' zou hebben van de graven, 'welke men immers niet, dan in de alleruiterste nood zakelijkheid zouden willen of vermogen te roeren...'. Men somde nog eens de voordelen op van plaatsing tegen de noordmuur: a) voor het gezicht 'en zal het bij de intrede der kerk eene statige vertooning maken', b) door het orgel hier te plaatsen krijgt de architect alle vrijheid om het interieur in te delen, c) ruimtewinst 'vermits de plaats die het in neemt nooit tot zitplaats dienen kan' en d) 'de hoogte, op welke het (orgel) wordt aange- bragt, niet anders, dan hoogst voordeelig op het geluid kan werken hetwelk in het mid delpunt der kerk zich in alle rigtingen gelijkelijk zal verspreiden'. Orgelbalkon Het behoorde niet tot de opdracht van de commissie, maar ze voorzag blijkbaar proble men en om die voor te zijn schreef men: 'Ten dien einde zal er boven de kap van den predikstoel een balkwerk uit de muur moeten worden aangebracht, waarop de orgelkas zal kunnen rusten. Omtrent de genoegzame sterkte van zoodanig ingerigt oxaal behoort niet de minste twijfel op te rijzen, want de voorbeelden van veel grotere en zwaardere orgels, die op deze wijze gebouwd zijn, zijn in onderscheidene kerken in ons Nederland aanwezig'. Welke kerken dat dan waren wordt er niet bijvermeld. Ook het gevaar van een 'hinderlijke dreuning op den predikstoel' wordt weggewuifd, 'want ook daartegen weet de bekwame bouwmeester hulpmiddelen te vinden'. De commissie weet maar één nadeel te noemen en wel het feit, dat er twee ramen aan weerszijden van de preekstoel moeten worden dichtgemetseld, maar men was van mening dat 'de Westerkerk, die overvloedig licht bezit, dit wel zal kunnen ontbeeren'. Als voordeel werd verder opgemerkt dat veel kerkgangers ook geen last meer van 'tegen licht' zouden hebben. De zolder van de kerkekamer achter de kerk zou moeten worden verhoogd om als plaats voor de balgen te dienen. De traptoren naar de toren (koepel) zou tevens kunnen dienen als toegang naar het orgel. Al met al waren de heren van mening, dat de kosten niet hoger zouden uitvallen dan met plaatsing op een re guliere kraak ondersteund door kolommen. 'Ja, vermeenen zelfs dat de aanwinst der (be taalde) zitplaatsen, die uit de stichting van het orgel boven den predikstoel moet voort- vloeijen, het cijfer der begrooting allezins in het voordeel dezer keuze zal doen uitvallen'. Tot slot merkt men nog op zich ook bezig gehouden te hebben met de samenstelling van het te bouwen instrument en alvast een prijs opgave te hebben gevraagd aan L. van Dam Zonen. Men presenteerde ook een tekening van het uiterlijk. Het moest een zestien voets werk worden met twee handklavieren en een vrij pedaal. Alles in één kas en met de speelta fel aan de achterzijde 'zóó nogtans, dat de pre dikstoel met deszelfs kap één geheel blijve en de kap niet, gelijk in de doopsgezinde kerk al hier, ten eenenmale wegvalle'. Dit laatste advies is door architect Thomas Romein niet opgevolgd. Het oude klankbord keerde niet terug, want de onderkant van het orgelbalkon kreeg deze functie. De voorgestelde dispositie kon niet worden verminderd of vergroot. Ook adviseerde de commissie om het óf niet óf goed te doen en niet te beknibbelen op kwali teit en ook niet te lang te wachten met het bestellen van het orgel, aangezien de orgel bouwer alvast veel onderdelen kon maken, die niet affiankelijk waren van de plaats waar het instrument uiteindelijk zou worden geplaatst, en het vervaardigen van zo'n orgel zeker twee jaren zou vergen. Op het moment van indie- nen (1 oktober 1844) moest nog door de kerk voogden worden besloten welk verbou wingsplan van Romein gekozen zou worden, dus men kon nog alle kanten uit. Uiteindelijk is er een orgelbalkon gekomen dat op een spectaculaire wijze was geconstrueerd. Uit het bewaarde bestek met latere aanvullin gen is exact af te leiden waaruit de constructie bestond. Er werden acht balken van diverse lengte in de muur gelegd die aan de voorzijde door middel van een moerbalk met elkaar ver bonden waren. Vanaf de moerbalk liepen vier ijzeren stangen van ruim 6% meter naar de muur waar ze bevestigd waren aan zware ankers. Tussen vloer en onderkant van het balkon legde men 'smoesturven' en daarover heen kwam nog een laagje leem, zodat de pre dikant geen last van gedreun zou krijgen. Het probleem voor de orgelmaker was, dat hij in het orgelinterieur rekening diende te houden met de vier stangen van de ophanging en hier zijn ontwerp op moest aanpassen. Contract Het contract, de dato 15 november 1844, met de orgelbouwers beslaat 17 artikelen en gaat voornamelijk over de samenstelling van het orgel, de te gebruiken materialen, de prijs, tijdstip van oplevering en dergelijke. Dr. Proes en orgelmaker Luitje Jacob van Dam hebben gezamenlijk een dispositie opgesteld, dat wil zeggen: hoeveel en welke registers (rijen pijpen) krijgt het nieuwe instrument. Men kwam tot de volgende samenstelling: op het onderste klavier (Hoofdwerk) kwamen negen registers waaronder een Prestant van 16 voet gedeeltelijk in het front, dus te zien voor de kerkgangers. Het Hoofdwerk is voor namelijk bedoeld om de zingende gemeente te begeleiden. Het tweede klavier was om het Bovenwerk te bespelen waarop zeven regis ters zouden worden geplaatst, die vooral voor de zachte geluiden moesten zorgen en een vrij pedaal van vijf registers voor de bassen. In totaal dus 21 registers. De handklavieren zouden 54 toetsen (C-f''') krijgen en het pedaal 24 (C-h°). De windladen, waar de pijpen op staan, moesten van eikenhout (wagenschot) worden gemaakt en de kas van

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2016 | | pagina 18